In deze les zitten 53 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.
Lesduur is: 90 min
Onderdelen in deze les
Les 3
Les Nederlands
Slide 1 - Tekstslide
Planning vandaag
Uitleg:
- Samenstellingen
- Communicatieve vaardigheden
Uitvoeren:
- Opdracht taalontwikkeling
- werken in studiemeter
Slide 2 - Tekstslide
Basisregel
Als het kan, schrijf je de woorden gewoon aan elkaar. Dit kan alleen als er dan geen problemen zijn met lezen of uitspreken van het woord.
Bijvoorbeeld:
Rugzak
Maximumsnelheid
Badkamerdeur
Slide 3 - Tekstslide
Koppelteken
Als er wel problemen zijn met het lezen of uitspreken van een woord, kun je een koppelteken gebruiken.
Dit is bijvoorbeeld zo als er door het samenstellen van twee klinkers, een andere klank ontstaat.
Bijvoorbeeld:
Na-apen
Mini-emmer
Slide 4 - Tekstslide
Koppelteken
Je gebruikt ook een koppelteken bij een samenstelling met een afkorting, aparte letter of symbool.
Bijvoorbeeld:
Dvd-speler
%-teken
Tussen-s
Slide 5 - Tekstslide
Wat is juist geschreven?
A
zee egel
B
zeeegel
C
zee-egel
Slide 6 - Quizvraag
Wat is juist geschreven?
A
zomer vakantie
B
zomervakantie
C
zomer-vakantie
Slide 7 - Quizvraag
Wat is juist geschreven?
A
IQ test
B
IQtest
C
IQ-test
Slide 8 - Quizvraag
Tussenletters
Tussen de woorden van een samenstelling gebruik je vaak extra letters, dit zijn tussenletters.
Om te weten welke tussenletters je gebruikt, moet je het eerste woord eerst in meervoud zetten.
Slide 9 - Tekstslide
Tussenletters
Eindigt het eerste deel in het meervoud op -en of -n, maar nooit op -s, dan krijgt het woord in een samenstelling de tussenletters -en of -n.
Bijvoorbeeld:
Tandenborstel
Kattenkruid
Enveloppenverpakking
Slide 10 - Tekstslide
Tussenletters
Kun je het eerste deel van het woord in het meervoud zowel met -(e)n als met -s schrijven, dan gebruik je de tussenletter -e.
Bijvoorbeeld:
Vitaminepillen (vitaminen/vitamines)
Secondewijzer (seconden/secondes)
Slide 11 - Tekstslide
Tussenletters
Eindigt het eerste deel van het woord op -eren, dan schrijf je in de samenstelling -er.
Bijvoorbeeld:
Kinderfeest (kinderen)
Rundersalade (runderen)
Slide 12 - Tekstslide
Tussenletters
Als het eerste deel van de samenstelling verwijst naar iets dat uniek is, schrijf je geen -en, maar alleen een -e.
Bijvoorbeeld:
Zonnebloem
Koninginnedag
Slide 13 - Tekstslide
Tussenletters
Ook als het eerste gedeelte van de samenstelling geen meervoud heeft, schrijf je geen -en, maar alleen een -e.
Bijvoorbeeld:
Roggebrood
Rijstepap
Slide 14 - Tekstslide
Tussenletters
Als het eerste gedeelte nauwelijks meer als woord te herkennen is of niet meer letterlijk opgevat kan worden , schrijf je geen -en, maar alleen een -e. Dit is vaak zo bij uitdrukkingen.
Bijvoorbeeld:
Bakkebaard
Spillepoot
Slide 15 - Tekstslide
Wat is juist geschreven?
A
Paardebloem
B
Paardenbloem
Slide 16 - Quizvraag
Wat is juist geschreven?
A
Geboortekaartje
B
Geboortenkaartje
Slide 17 - Quizvraag
Wat is juist geschreven?
A
Eisalade
B
Eiersalade
C
Eierensalade
Slide 18 - Quizvraag
Wat is juist geschreven?
A
Maneschijn
B
Manenschijn
Slide 19 - Quizvraag
Wat is juist geschreven?
A
Tarwekorrel
B
Tarwenkorrel
Slide 20 - Quizvraag
Wat is juist geschreven?
A
Bullebak
B
Bullenbak
Slide 21 - Quizvraag
Tussenletters
Je schrijft een tussenletter -s, als je deze hoort in de uitspraak van het woord.
Bijvoorbeeld:
Bakkersroom
Streepjescode
Verlovingsring
Slide 22 - Tekstslide
Tussenletters
Als het tweede gedeelte van de samenstelling met een -s begint, kun je de tussen-s niet meer horen. Vergelijk de samenstelling dan met een andere samenstelling, die met hetzelfde woord begint.
Bijvoorbeeld:
Stationsstraat (stations-plein)
Dorpsschool (dorps-raad)
Slide 23 - Tekstslide
Wat is juist geschreven?
A
Meningverschil
B
Meningsverschil
Slide 24 - Quizvraag
Wat is juist geschreven?
A
Bruidsluier
B
Bruidssluier
Slide 25 - Quizvraag
Wat is juist geschreven?
A
Bakkerzaak
B
Bakkerszaak
Slide 26 - Quizvraag
Maak de juiste samenstelling: fiets+winkel
Slide 27 - Open vraag
Maak de juiste samenstelling: mp3+speler
Slide 28 - Open vraag
Maak de juiste samenstelling: bak+fiets
Slide 29 - Open vraag
Maak de juiste samenstelling: meisje+stem
Slide 30 - Open vraag
Maak de juiste samenstelling: hond+hok
Slide 31 - Open vraag
Maak de juiste samenstelling: kind+speeltuin
Slide 32 - Open vraag
Maak de juiste samenstelling: auto+export
Slide 33 - Open vraag
Maak de juiste samenstelling: ziekte+kiem
Slide 34 - Open vraag
Maak de juiste samenstelling: moeder+kindje
Slide 35 - Open vraag
Maak de juiste samenstelling: zon+bril
Slide 36 - Open vraag
Samenstellingen
Slide 37 - Tekstslide
Samenstellingen
Een samenstelling is een woord dat uit meerdere woorden bestaat.
Iedereen communiceert de hele dag door, omdat je met elk gedrag dat je vertoont informatie overbrengt.
Je communiceert bewust en onbewust.
timer
5:00
Opdracht
Schrijf op hoe je denkt dat je overkomt als iemand je voor het eerst leert kennen. Denk hierbij aan uitstraling, houding, hoe je praat, ben je verlegen of juist heel spontaan, etc.
Slide 42 - Tekstslide
Wat is tweezijdige communicatie?
Slide 43 - Open vraag
Slide 44 - Tekstslide
Slide 45 - Tekstslide
Als je voor de televisie zit, is dit eenzijdige communicatie of tweezijdige communicatie?
A
eenzijdige communicatie
B
tweezijdige communicatie
Slide 46 - Quizvraag
Als je met jouw mentor in gesprek bent, is dit eenzijdige of tweezijdige communicatie?
A
eenzijdige communicatie
B
tweezijdige communicatie
Slide 47 - Quizvraag
Slide 48 - Tekstslide
Slide 49 - Video
Geef voorbeelden van de non-verbale communicatie in het filmpje.
Slide 50 - Woordweb
Schrijf een concreet voorbeeld op van non-verbale communicatie en een voorbeeld van verbale communicatie.