In deze les zitten 49 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.
Lesduur is: 90 min
Onderdelen in deze les
Les 6
Les Nederlands
Slide 1 - Tekstslide
Planning vandaag
Uitleg:
- Samenstellingen
Communicatieve vaardigheden; miscommunicatie
Uitvoeren:
- werken in studiemeter
Slide 2 - Tekstslide
Samenstellingen
Slide 3 - Tekstslide
Samenstellingen
Een samenstelling is een woord dat uit meerdere woorden bestaat.
Slide 4 - Tekstslide
Basisregel
Als het kan, schrijf je de woorden gewoon aan elkaar. Dit kan alleen als er dan geen problemen zijn met lezen of uitspreken van het woord.
Bijvoorbeeld:
Rugzak
Maximumsnelheid
Badkamerdeur
Slide 5 - Tekstslide
Koppelteken
Als er wel problemen zijn met het lezen of uitspreken van een woord, kun je een koppelteken gebruiken.
Dit is bijvoorbeeld zo als er door het samenstellen van twee klinkers, een andere klank ontstaat.
Bijvoorbeeld:
Na-apen
Mini-emmer
Slide 6 - Tekstslide
Koppelteken
Je gebruikt ook een koppelteken bij een samenstelling met een afkorting, aparte letter of symbool.
Bijvoorbeeld:
Dvd-speler
%-teken
Tussen-s
Slide 7 - Tekstslide
Wat is juist geschreven?
A
zee egel
B
zeeegel
C
zee-egel
Slide 8 - Quizvraag
Wat is juist geschreven?
A
zomer vakantie
B
zomervakantie
C
zomer-vakantie
Slide 9 - Quizvraag
Wat is juist geschreven?
A
IQ test
B
IQtest
C
IQ-test
Slide 10 - Quizvraag
Tussenletters
Tussen de woorden van een samenstelling gebruik je vaak extra letters, dit zijn tussenletters.
Om te weten welke tussenletters je gebruikt, moet je het eerste woord eerst in meervoud zetten.
Slide 11 - Tekstslide
Tussenletters
Eindigt het eerste deel in het meervoud op -en of -n, maar nooit op -s, dan krijgt het woord in een samenstelling de tussenletters -en of -n.
Bijvoorbeeld:
Tandenborstel
Kattenkruid
Enveloppenverpakking
Slide 12 - Tekstslide
Tussenletters
Kun je het eerste deel van het woord in het meervoud zowel met -(e)n als met -s schrijven, dan gebruik je de tussenletter -e.
Bijvoorbeeld:
Vitaminepillen (vitaminen/vitamines)
Secondewijzer (seconden/secondes)
Slide 13 - Tekstslide
Tussenletters
Eindigt het eerste deel van het woord op -eren, dan schrijf je in de samenstelling -er.
Bijvoorbeeld:
Kinderfeest (kinderen)
Rundersalade (runderen)
Slide 14 - Tekstslide
Tussenletters
Als het eerste deel van de samenstelling verwijst naar iets dat uniek is, schrijf je geen -en, maar alleen een -e.
Bijvoorbeeld:
Zonnebloem
Koninginnedag
Slide 15 - Tekstslide
Tussenletters
Ook als het eerste gedeelte van de samenstelling geen meervoud heeft, schrijf je geen -en, maar alleen een -e.
Bijvoorbeeld:
Roggebrood
Rijstepap
Slide 16 - Tekstslide
Tussenletters
Als het eerste gedeelte nauwelijks meer als woord te herkennen is of niet meer letterlijk opgevat kan worden , schrijf je geen -en, maar alleen een -e. Dit is vaak zo bij uitdrukkingen.
Bijvoorbeeld:
Bakkebaard
Spillepoot
Slide 17 - Tekstslide
Wat is juist geschreven?
A
Paardebloem
B
Paardenbloem
Slide 18 - Quizvraag
Wat is juist geschreven?
A
Maneschijn
B
Manenschijn
Slide 19 - Quizvraag
Wat is juist geschreven?
A
Tarwekorrel
B
Tarwenkorrel
Slide 20 - Quizvraag
Wat is juist geschreven?
A
Bullebak
B
Bullenbak
Slide 21 - Quizvraag
Tussenletters
Je schrijft een tussenletter -s, als je deze hoort in de uitspraak van het woord.
Bijvoorbeeld:
Bakkersroom
Streepjescode
Verlovingsring
Slide 22 - Tekstslide
Tussenletters
Als het tweede gedeelte van de samenstelling met een -s begint, kun je de tussen-s niet meer horen. Vergelijk de samenstelling dan met een andere samenstelling, die met hetzelfde woord begint.
Bijvoorbeeld:
Stationsstraat (stations-plein)
Dorpsschool (dorps-raad)
Slide 23 - Tekstslide
Wat is juist geschreven?
A
Meningverschil
B
Meningsverschil
Slide 24 - Quizvraag
Wat is juist geschreven?
A
Bruidsluier
B
Bruidssluier
Slide 25 - Quizvraag
Maak de juiste samenstelling: mp3+speler
Slide 26 - Open vraag
Maak de juiste samenstelling: meisje+stem
Slide 27 - Open vraag
Maak de juiste samenstelling: auto+export
Slide 28 - Open vraag
Maak de juiste samenstelling: moeder+kindje
Slide 29 - Open vraag
Maak de juiste samenstelling: zon+bril
Slide 30 - Open vraag
Slide 31 - Tekstslide
Communicatie - miscommunicatie
Slide 32 - Tekstslide
Hoe werkt dat?
Inhoudsaspect
Relatieaspect
WAT
HOE
Slide 33 - Tekstslide
Hij roept hard:"Zit!"
Slide 34 - Tekstslide
"Zit!" = onvriendelijk, hard schreeuwend
A
inhoudelijk aspect (de boodschap, wat)
B
relationeel aspect (de manier waarop, hoe)
Slide 35 - Quizvraag
"Zit!" = "wil je gaan zitten?"
A
inhoudelijk aspect (de boodschap, wat)
B
relationeel aspect (de manier waarop, hoe)
Slide 36 - Quizvraag
Communicatieproblemen
Slide 37 - Tekstslide
Waar denk jij aan bij miscommunicatie?
Slide 38 - Woordweb
Communicatieproblemen
Slide 39 - Tekstslide
Slide 40 - Video
https:
Slide 41 - Link
Miscommunicatie - ruis
Miscommunicatie heeft een aantal oorzaken, een van die oorzaken is ‘ruis’.
Ruis kan op verschillende manieren ontstaan. Er is interne ruis en externe ruis.
Bij interne (van binnen) ruis kun je denken aan zenuwen, niet helemaal lekker in je vel zitten of het bijvoorbeeld heel warm hebben.
Bij externe (van buitenaf) ruis kun je denken aan een boek dat op de grond valt, een deur die dichtklapt of een alarm dat afgaat.
Slide 42 - Tekstslide
Wat is een voorbeeld van interne ruis?
A
Je hond blaft
B
Je bibbert van de kou
C
De buurman boort een gat in de schutting
D
Je hebt een blauwe plek
Slide 43 - Quizvraag
Is het kabaal van het legen van een vuilniswagen een vorm van interne of externe ruis?
A
Interne ruis
B
Externe ruis
Slide 44 - Quizvraag
Geef 3 voorbeelden van externe ruis
Slide 45 - Woordweb
Geef 3 voorbeelden van interne ruis
Slide 46 - Woordweb
Slide 47 - Tekstslide
Beantwoord de volgende vragen: 1. Welke ruis is in deze situatie aanwezig? 2. Wat is de oorzaak van de ruis? 3. Hoe had deze ruis voorkomen kunnen worden?