2T Unité 3 les 7

• Frans
• Middelbare school
• vmbo t
• Leerjaar 2

Unité 3 - les 5

2tl

Le programme du 24 mars

1. Herhalen: 3.1-3.3

2. Luisteren/maken: 13,14,15

3. Herhalen: bijvoeglijk naamwoord

4. Bespreken: 16abc

5. Huiswerk

Aan het eind van deze les:

- ken jij de woordjes van 3.1-3.3

- kun jij verstaan wat er omschreven wordt

- weet je hoe je een bijv. naamw maakt

Welke maand past er niet bij?

1. mai
2. juin
3. juillet
4. aout

Welke maand past bij dit seizoen:
l'hiver

1. septembre
2. avril
3. février
4. juillet

1. bois
2. carré
3. lourd
4. tout

1. léger
2. urgent
3. interdit
4. encore

1. avoir envie de
2. découvrir
3. faire la cuisine
4. changer

1. le bois
2. le verre
3. le métal
4. le matériau

1. lourd
2. léger
3. bois
4. verre

We gaan nu de opd. 13,14,15 (blz. 94-96 of écouter op de site) maken

(Ben je vandaag thuis? Doe de opdrachten dan via de site)

In de volgende dia's gaan we het bijvoeglijk naamwoord herhalen

Franse bijvoeglijk
naamwoorden

La ceinture est (blauw)

1. bleu
2. bleus
3. bleue
4. bleues

Les voitures (v) sont (groen).

1. vertes
2. verte
3. vert
4. verts

Les chats (m) sont (rood).

1. rouge
2. rouges
3. rougee
4. rougees

Olivier et Marc sont (frans).

1. français
2. française
3. françaiss
4. françaises

Marianne est (verdrietig).

1. tristée
2. tristes
3. tristées
4. triste

L'actrice est (mooi).

1. beaux
2. belles
3. belle
4. beau

Les sacs (m) sont (nieuw).

1. nouveau
2. nouvelles
3. nouvelle
4. nouveaux

Mon grand-père est (oud).

1. vieux
2. vieille
3. vieilles
4. vieu

Bijzondere vormen

Eindigt het bijvoeglijk naamwoord op een -x-, krijgt de vrouwelijke vorm -se- op het einde.

Heureux - heureuse

Eindigt het bijvoeglijk naamwoord op een -f-, krijgt de vrouwelijke vorm -ve- op het einde. 

Sportif - sportive

De vrouwelijke (enk) vorm van jaloux

1. jaloux
2. jalouxe
3. jalouse
4. jalouses

De vrouwelijke (mv) vorm van sportif

1. sportif
2. sportive
3. sportivee
4. sportives

We gaan nu opdracht 16abc bespreken

(Ben je vandaag thuis? Kijk de opdrachten dan na via de site)

We gaan nu starten met het huiswerk: 16d + 17 (blz. 99/101) + leren: 3.4-3.6

Hoe goed snap je het bijvoeglijk naamwoord?

😒🙁😐🙂😃

Hoe goed ken je de woordjes?

😒🙁😐🙂😃