Fictie in havo 4 begrippenlijst

Begrippenlijst havo 4
1 / 11
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 11 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Begrippenlijst havo 4

Slide 1 - Tekstslide

Fictie bestaat geheel of gedeeltelijk verzonnen verhalen
met een emotieve doelstelling.
A
waar
B
niet waar

Slide 2 - Quizvraag

escapistisch lezen doe je om andere culturen, andere
leef- en denkwijzen, normen en waarden te leren kennen,
om confrontaties aan te gaan met taboes.
A
waar
B
niet waar

Slide 3 - Quizvraag

Fictie waaraan kwaliteitseisen gesteld worden is literatuur
A
waar
B
niet waar

Slide 4 - Quizvraag

Onze waarneming is subjectief: wat we zien/lezen wordt
beïnvloed door gevoelens, meningen en verwachtingen.
A
waar
B
niet waar

Slide 5 - Quizvraag

verhalende teksten: roman, novelle, korte verhaal =
A
Poëzie
B
Toneel
C
Proza

Slide 6 - Quizvraag

“De oplettende lezer zal
gemerkt hebben dat Anna haar tranen nauwelijks kon
bedwingen.” =
A
personaal perspectief
B
ik-perspectief
C
auctoriaal perspectief

Slide 7 - Quizvraag

In het verhaal wordt een sprong terug in de tijd gemaakt.
A
flashforward
B
vooruitverwijzing
C
terugverwijzing
D
flashback

Slide 8 - Quizvraag

De tijd die het verhaal omvat: minuten, uren, dagen, jaren,
een heel leven, generaties (= eeuwen) (‘Het leven uit een
dag’ = een boektitel)=verteltijd
A
waar
B
niet waar

Slide 9 - Quizvraag

De (chronologische) volgorde van de gebeurtenissen zoals
ze in de verhaalwerkelijkheid plaatsvinden.= fabel
A
waar
B
niet waar

Slide 10 - Quizvraag

Wat wil ik nog weten voor de toets van a.s. maandag

Slide 11 - Open vraag