Par. 10.4 De Europese eenwording hhuu

De Europese Eenwording
1 / 46
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4,5

In deze les zitten 46 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 4 videos.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

De Europese Eenwording

Slide 1 - Tekstslide

BREXIT: 
31 DECEMBER
DEAL OF NO-DEAL???

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Video

Marshallplan 1947
- past in Trumandoctrine (Koude Oorlog)
- Europa moest weer economisch opgebouwd worden (mbv Amerikaanse leningen en giften)
- Marshall gelden toegekend op voorwaarde dat de Europese landen zouden gaan samenwerken
- Oost-Europa zag dit als Amerikaans imperialisme (machtspolitiek)

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Video

EGKS  1951
1951: Begin Europese eenwording. 
Oprichting Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal (EGKS.)
 De Lidstaten stelde een gemeenschappelijk bestuur in voor hun kolen- en staalindustrie. 
  1. Frankrijk
  2. West-Duitsland
  3. Italië
  4. België
  5. Nederland
  6. Luxemburg. 

Slide 10 - Tekstslide

EEG 1957
In 1957 richten dezelfde 6 landen de Europese Economische Gemeenschap op (EEG.): Het gezamenlijk bestuur werd uitgebreid naar andere sectoren zoals landbouw. De handel tussen de EEG-landen werd vrij en naar buiten toe kregen ze gemeenschappelijke importtarieven. 

Slide 11 - Tekstslide

 EEG
  1. In 1973 werd de EEG uitgebreid met Groot-Brittannië, Ierland en Denemarken. 
  2. In 1980 volgden Griekenland, Spanje en Portugal. 

Slide 12 - Tekstslide

 EEG
In 1985 sloten de BENELUX, Duitsland, Frankrijk het Verdrag van Schengen.

In dit verdrag werden onderlinge grenscontroles afgeschaft. 

Later sloten steeds meer landen hierbij aan. 

Slide 13 - Tekstslide

 EU
In 1992 tekenen de Europese lidstaten  het Verdrag van Maastricht: 
Er wordt besloten tot een gezamenlijke munt, de euro (2002 ingevoerd)
De EEG wordt de Europese Unie (EU). 

Slide 14 - Tekstslide

Bestuur EGKS en EEG
De wetten werden gemaakt door de Raad van Ministers. 

Het dagelijks bestuur ligt bij de Europese Commissie en het Europese Parlement. 

Belangrijke besluiten worden noemen door de Europese Raad. 

Slide 15 - Tekstslide

Waarom Europese eenwording ?
  1. ter voorkoming van een nieuwe oorlog (eis van de VS)
  2. Economische voordelen van handel. 
  3. Duitsland en Frankrijk waren niet meer de supermachten van vroeger en voelde zich bedreigd door de Sovjet-Unie. Samen waren zij sterker. 
  4. Door samenwerking kon een militaristisch en sterk Duitsland voorkomen worden. 

Slide 16 - Tekstslide

Voorwaarde van lid worden van de EU is: 
Je moet een democratie zijn.
  1. Na de Duitse eenwording was Duitsland een stabiele democratie geworden. 
  2. Griekenland, Spanje en Portugal hadden hun militaire dictaturen vervangen voor een democratie. 
  3. Na de val van de muur waren   Polen, Hongarije, Tsjechië democratisch.

Slide 17 - Tekstslide

Moeizame eenwording
Eenwording ging niet altijd soepel doordat: 
  • Nationale gevoelens en belangen bleven een grote rol spelen. 
  • Landen wilden geen bevoegdheden aan Europa overdragen. 
  • Voor veel belangrijke beslissingen was consensus nodig. 
  • Veel van de gemaakte afspraken werden regelmatig niet nagekomen. 

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Video

BREXIT: 
31 DECEMBER
DEAL OF NO-DEAL???

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide

Spotprenten

- Wie / wat zie je?

- Welke symbolen herken je?

- Leg (met bron) uit wat de mening van de tekenaar is.

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Tekstslide

Slide 28 - Tekstslide

Slide 29 - Tekstslide

Slide 30 - Tekstslide

Slide 31 - Tekstslide

Slide 32 - Tekstslide

Slide 33 - Tekstslide

Voordelen EU voor jou?

Slide 34 - Woordweb

Nadelen EU voor jou?

Slide 35 - Woordweb

Slide 36 - Tekstslide

Voordelen EU
voor een land?

Slide 37 - Woordweb

Slide 38 - Tekstslide

Slide 39 - Tekstslide

Slide 40 - Tekstslide

In welk jaar ging de EGKS van start?
A
1945
B
1949
C
1952
D
1960

Slide 41 - Quizvraag

Slide 42 - Tekstslide

Slide 43 - Tekstslide

Slide 44 - Tekstslide

Slide 45 - Tekstslide

Slide 46 - Video