Korte samenvatting leerstof KUA Massa & Modern SE1

Korte samenvatting leerstof KUA Massa & Modern SE1
1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 31 slides, met tekstslides en 6 videos.

Onderdelen in deze les

Korte samenvatting leerstof KUA Massa & Modern SE1

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 2 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 5 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Context Massacultuur
  • Na WO2
  • Groeiende welvaart
  • Consumptiemaatschappij (start in VS komt naar Europa toe)
  • Amerika als centrum van de wereld
  • Massamedia
  • Kerkelijke invloed verliest aan macht (ontzuiling in Nederland)
  • Individualisme
  • Vrije tijd
  • Entertainment
  • Grote immigratiegolven brengen eigen cultuur mee


Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

nieuwe kunst van Massacultuur:
 Pop-Art
 Popmuziek
 Videoclips
 Streetdance
 Soaps, Tv-series, reclame
 Hollywoodblockbusters
 Musicals
 Stripverhalen
 Modeshows
 Mega-tentoonstellingen

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welke 10 kenmerken heeft het Postmodernisme?

Jeff Koons, Play Doh, 1994-2014
CULTUURRELATIVISME (meervoudige perspectieven, gelijk aan elkaar).  
REMIXEN: opnieuw combineren, citeren, hergebruiken .
GEMAAKTHEID van de wereld (er is niet 1 waarheid, iedereen eigen waarheid) 
HERKENBAARHEID (dus figuratief ipv abstract) 
HIER & NU; het utopische toekomstbeeld staat niet meer centraal. 
ANYTHING GOES; geen originaliteit meer; alles is al eens gedaan. 
MULTI/INTERDISCIPLINAIRE KUNST; mengen kunstdisciplines voor nieuwe kunst 
HIGH ART & LOW CULTURE, door elkaar heen, geen onderscheid meer. 
KITSCH mag; wat vroeger stijlloos/smakeloos alleen decoratie was, is nu acceptabel 
IRONIE, SPOT, DUBBELZINNIGHEID in plaats van serieuze, ernstige kunst. 

Slide 9 - Tekstslide

Gemaaktheid: Iedereen kan er zelf een betekenis aan geven.
Herkenbaarheid: een berg klei.
Anything goes: dit is niet origineel, dit kan een kind.
hight art-low culture: groot kunstwerk dat gaat over kinderklei, voor bijna iedereen herkenbaar uit kindertijd. Staat in de belangrijkste musea over de wereld.
Kitsch: dit is toch geen kunst? nu wel.
Ironie: Het kan worden gezien als overdreven, over the top door de uitvergroting. 

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

1  Vercommercialisering van de kunsten
2  Musea gebruiken marketing om een massapubliek te trekken. 
Niet meer alleen focus op 'hoge kunsten'
Keith Haring verkocht (op aanraden Andy Warhol) in zijn Pop-shop T-shirts, buttons, posters en andere producten met tekeningen van hemzelf.

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

3  Beeldmerken uit de populaire cultuur verheven tot hoge kunst
4  Nieuwe disciplines geïntroduceerd die afkomstig zijn uit populaire cultuur
'60
'70
'80
'90
'00
'10

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

VIDEOCLIP
-Meestal speelt de artiest de hoofdrol.
-Het montagetempo ligt hoog en volgt de muziek.
 -De regisseurs zijn vernieuwend en gebruiken vaak geavanceerde film
  technieken.
 -Verbeelding van het verhaal met muziek, dans en beeld
 -Er wordt veel gebruik gemaakt van verwijzingen naar bestaande beelden (=postmodern)
 -verleidelijke vormgeving
-Manier om muziek en de artiest onder de aandacht te brengen (soort reclame)
-Imago van de artiest neerzetten


-Meestal speelt de artiest de hoofdrol.
-Het montagetempo ligt hoog en volgt de muziek.
 -Verbeelding van het verhaal met muziek, dans en beeld
 -Er wordt veel gebruik gemaakt van verwijzingen naar bestaande beelden (=postmodern)
 -verleidelijke vormgeving (een beetje zoals reclame)
-Manier om muziek en de artiest onder de aandacht te brengen (soort reclame)
-Imago van de artiest neerzetten.
-Een videoclip duurt kort, net zolang als het liedje
-weinig tot geen stiltes

Kenmerken van een VIDEOCLIP:

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 14 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Postmoderne dans
Postmodern in dans heeft een wat andere betekenis dan postmodern in andere disciplines. Postmoderne dans ontstaat vroeg na de WOII. Tot '45  wordt de dans gedomineerd door het expressionisme. De emotie en het gevoel staan hierbij centraal  en vormen de directe aanleiding tot de dans. Het klassieke ballet bestaat daarnaast met verhalende voorstellingen en een danstaal in voorgeschreven  bewegingen. Na '45 wordt deze scheiding losgelaten.

De formele dans die dan ontstaat, mengt de expressionistische dans met bewegingen die uit het klassieke ballet komen. Het boeiende, spannende of fascinerende van de bewegingen en de choreografie is essentieel. Daarbij is iedere beweging toegestaan. Emotie uitdrukken of een verhaal vertellen, is daarbij veel minder belangrijk. 

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Samenvattend:
   Dans voor massa               &               Postmoderne dans
Lage kunst                                                    Hoge kunst
Gebaseerd op muziekstijl                  Gebaseerd op dansacademie                                                                           en kunstenaars       
Komt door popcultuur                            Is reactie op moderne dans
Voor vermaak, plezier                                Voor voorstellingen
ALLEBEI: HET HOEFT GEEN BOODSCHAP MEER TE HEBBEN

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 17 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Slide 18 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Ontwikkeling muziek 20e eeuw
Jazz/blues/moderne muziek: jaren 1910. Blaasinstrumenten, drums, zang, bas, improvisatie, syncope. Duidelijke thema's vanuit zwarte gemeenschap VS. Melodieuze zang of als klaaglied. Modernistische muziek: Schönberg, atonaal, experimenteel of inspiratie uit oudere culturen.
Rythm-and-blues komt erbij: jaren 1940. Blues met sneller ritme, om op te kunnen dansen. De zangstijl was uitbundig en ruw, met een hoog volume en een krakend stemgeluid. Vaak  basgitaar, gitaar, drums, piano, saxofoon.
Rock-n-roll komt erbij: begin jaren 1950. Jongerencultuur. De zang is schreeuwerig, maar met teksten die jongeren aanspreken, de gitaren zijn elektrisch versterkt, vaak gebruik makend van vervorming (distortion). In de beginjaren werd in plaats van gitaren meer gebruik gemaakt van (scheurende) saxofoons en piano.
Popmuziek komt erbij & rock ontwikkelt verder: jaren 1950. Vooral elektrische gitaar, de basgitaar, drums en synthesizer. -----*Popmuziek: voor de massa, makkelijke teksten, melodie bllijft in je hoofd zitten, vrolijk en voor vermaak/dansen, spreekt de jongeren erg aan. Standaard opbouw van coupletten en refrein.
*Rock: de elektrische gitaar staat centraal, vaak met elektrische basgitaar, drums, en zang. Is vaak een groep ipv 1 artiest, maken de muziek zelf. Tekst kan wel diepere betekenis hebben dan popmuziek. Kan ook zwaar/boos/dramatisch zijn. 
Daarna komen er ontzettend veel nieuwe muziekgenres bij..... Door nieuwe instrumenten, nieuwe combinaties, mix culturen

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 20 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Alfred Hitchcock: regisseur
Na de komst van de tv, gaan minder mensen naar de bioscoop.
Hitchcock ontwikkelt een nieuw genre: Thriller. Hiervoor komen mensen wel!

Gaat niet over kritiek op de maatschappij;
Heeft geen diepere betekenis;

Puur vermaak en spanning!
Niet door enge beelden, maar door spanning op te wekken. Suspense
Het publiek weet meer dan de acteurs. "Kijk achter je!"

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hollywood & filmsterren
De Amerikaanse filmindustrie, die vooral in "Hollywood" was gevestigd, werd na de Eerste Wereldoorlog het nieuwe belangrijkste filmcentrum van de wereld. Hollywoodfilms werden over de hele wereld verspreid en in vele landen werd de markt overheerst door de Amerikaanse film.
James Dean
Marilyn Monroe
Elizabeth Taylor
Acteurs die James Bond speelden
Zij waren sterren en idolen, bepaalden de mode en iedereen wilde alles over hen weten. Grote invloed op de massacultuur.
Dramatisch acteren, neppe wereld, voor de massa

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Postmoderne film




Tarantino over zijn films: “I steal from every single movie ever made.” 
Hoe meer films je kent, hoe meer je postmoderne films kunt waarderen. Verwijzingen werken niet als je de verwijzing niet kent.

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

VERNIEUWING EN VOORUITGANGSDENKEN
  • In de jaren na WO1 wordt het naturalisme doorbroken door theatermakers als Meyerhold en Bertold Brecht. Zij willen de illusie doorbreken dat wat zich op het toneel afspeelt echt is. Zij willen het publiek actief betrekken bij de inhoud van het theaterstuk (vaak politiek getint zoals bij Brecht).





Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

VERVREEMDING
Vervreemdingseffecten= Doorbreken van de illusie van het theater:

  • Acteurs richten zich tijdens het spel rechtstreeks tot het publiek
  • Er is een verteller als ‘voice-over’
  • Acteurs beginnen plotseling te zingen
  • Tijdens het spel verkleden de acteurs zich
  • Tijdens het spel wordt het decor gewisseld
  • Acteurs lopen de zaal in



Brecht wil de toeschouwer dwingen om objectief, zelfstandig en kritisch te oordelen.
sinds modernisme; wordt nog steeds gebruikt

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Theater in de massacultuur
Elementen van modern theater worden nog steeds gebruikt en verder ontwikkeld.
Vervreemdingseffecten, bijvoorbeeld.
Musicals worden verder uitgebreid: groter, meer.

Theater kan:
-puur voor plezier zijn;
-voor verwarring en vervreemding zorgen;
-een boodschap meegeven en mensen aan het denken zetten.

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Locatietheater
Bij locatietheater maakt de plaats (de locatie) zelf een belangrijk deel uit van de voorstelling.  Als het niet in een theatergebouw of openluchtpodium wordt opgevoerd.

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Modernisme architectuur
De functie bepaalt de vorm.
Geen decoratie, moderne materialen. Gebouw voor de toekomst. Alleen wat nodig is, met functie.

Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Postmoderne architectuur
Vrije vormen, decoratie, citeren, mixen stijlen, humor.
Reactie op modernisme

Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies