H1 Marktresultaat en Overheidsinvloed (1.7 t/m 1.11)

Programma
  • Vorige les
  • Lesdoelen
  • Theorie
  • Aan de slag
1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

In deze les zitten 14 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Programma
  • Vorige les
  • Lesdoelen
  • Theorie
  • Aan de slag

Slide 1 - Tekstslide

De betalingsbereidheid van een consument is
A
De prijs die de consument moet betalen voor het product
B
De prijs die de consument maximaal wil betalen voor het product
C
Het verschil tussen de gewenste prijs en de marktprijs van het product

Slide 2 - Quizvraag

Het consumentensurplus is het verschil tussen...
A
de betalingsbereidheid en de marktprijs
B
de betalingsbereidheid en de evenwichtsprijs
C
de evenwichtsprijs en de marktprijs
D
de evenwichtsprijs en de laagste prijs

Slide 3 - Quizvraag

Hoeveel is het totale consumentensurplus in Euro's?
A
6.000
B
2.000
C
12.000
D
4.000

Slide 4 - Quizvraag

Wat is het consumentensurplus bij
p = € 0,30?
A
2
B
4
C
20
D
40

Slide 5 - Quizvraag

Lesdoelen
Aan het einde van de les
  • Het verband uitleggen tussen de betalingsbereidheid en de vraagfunctie. 
  • Het consumentensurplus en producentensurplus in een grafiek met een vraaglijn en aanbodlijn aangeven en berekenen. 
  • Met behulp van het begrip leveringsbereidheid het producentensurplus bepalen bij een ruiltransactie. 
  • De verbanden uitleggen tussen leveringsbereidheid, marginale kosten en aanbodfunctie. 
  • Veranderingen van het consumenten en producentensurplus arceren en berekenen als gevolg van prijsveranderingen. 
  • Verklaren dat het totale surplus de maatstaf is om economische doelmatigheid van de economische uitkomst te meten. 

Slide 6 - Tekstslide

De betalingsbereidheid van de consument is... en de ...... van de producent is ...
A
40, betalingsbereidheid, 25
B
40, leveringsbereidheid, 25
C
40, betalingsbereidheid, 10
D
40, leveringsbereidheid, 10

Slide 7 - Quizvraag

Het producentensurplus van één producent is
A
De prijs die de producent ontvangt voor het product.
B
De waarde van alle producten die hij kan verkopen.
C
De prijs die aan de producent wordt betaald min de prijs die hij minimaal wilt ontvangen.
D
De waarde van de opofferingskosten van de producent.

Slide 8 - Quizvraag

Hoeveel is het totale surplus?
A
16
B
128
C
220
D
968

Slide 9 - Quizvraag

Producenten-surplus
Verschil tussen verkoopprijs en leveringsbereidheid.
  • P - MK (vaak variabele kosten).

Slide 10 - Tekstslide

Totale surplus
Consumentensurplus
  • Alle kopers
Producentensurplus
  • Alle aanbieders

Slide 11 - Tekstslide

Wat gebeurt er met het consumentensurplus als er er een prijsdaling is op de markt? Leg je antwoord uit.

Slide 12 - Open vraag

Totale surplus
Vragers en aanbieders kunnen ruilwinst behalen --> economische uitkomst op de markt is doelmatig. 

Slide 13 - Tekstslide

Aan de slag
Maken H 1.7 t/m 1.11
5 minuten in stilte
Daarna: Zachtjes overleggen! / Aan docent vragen
Klaar? Nakijken
Niet af? Huiswerk!


Slide 14 - Tekstslide