Hoofdstuk 3 par 3. Maandag 28 oktober 2024

Hoofdstuk 3 Geld voor de overheid
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 4

In deze les zitten 20 slides, met tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Hoofdstuk 3 Geld voor de overheid

Slide 1 - Tekstslide

Lesopening
Lesdoelen voor vandaag:
- Uit kunnen leggen welke gemeentelijke belastingen er zijn.
- OZB kunnen uitrekenen

Noteer in je agenda!
Toets hoofdstuk 3 is donderdag 21 november!!!

Slide 2 - Tekstslide

Terugblik
- Motorrijtuigenbelasting: afhankelijk van ? 



- Vergelijken van auto's door prijs per kilometer te berekenen.
  1. Brandstof
  2. Gewicht
  3. Provincie 

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Video

Nakijken
Opdracht 12, bladzijde 91
A. 

  • Aanschaf
  • Verzekering
  • Onderhoud

Slide 5 - Tekstslide

Opgave 12 B
  • Benzine: € 11.250,-: 60 maanden = € 187,50
  • € 187,50 + € 50,- + € 35 = € 272,50
  • Diesel: € 12.000,- : 60 maanden  = € 200,-
  • € 200,- + € 60,- + € 37,- = € 297,-
  • Keuze valt dus op benzine. 

Slide 6 - Tekstslide

Opdracht 12 C
  • Benzine : 
  • Kosten per jaar € 272,50 x 12 = € 3.270,-
  • Kosten per jaar ( incl. motorrijtuigenbelasting): 
  • € 468,- + € 3.270,- = € 3.738,-
  • Kosten per jaar , per kilometer: € 3.738,-: 20.000 km = € 0,19
  • Brandstofkosten per kilometer:4,8 liter : (€1,66:100) = € 0,08
  • Totale kosten per jaar : € 0,19 + € 0,08 = € 0,27

Slide 7 - Tekstslide

Opdracht 12 C
  • Diesel: 
  • Kosten per jaar € 297,- x 12 = € 3.564,-
  • Kosten per jaar ( incl. motorrijtuigenbelasting): 
  • € 1.040,- + € 3.564,- = € 4.604,-
  • Kosten per jaar , per kilometer: € 4.604,-: 20.000 km = € 0,23
  • Brandstofkosten per kilometer:4,1 liter : (€1,33:100) = € 0,05
  • Totale kosten per jaar : € 0,23 + € 0,05 = € 0,28

Slide 8 - Tekstslide

Hoofdstuk 3
Paragraaf 3 Geld voor de gemeente

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Video

Hoe komt de gemeente aan geld?
  1.  Het Rijk; het gemeente fonds
  2. Gemeentelijke belastingen
  3. Ozb (onroerendezaakbelasting) = percentage van WOZ-waarde van het huis
  4. Toeristenbelasting
  5. Parkeerbelasting
  6. 3. Gemeentelijke heffingen
  7. Rioolheffing
  8. Kaartje voor het zwembad
  9. Kosten paspoort (=leges)
  10. afvalstoffenheffing

Slide 11 - Tekstslide

Huishoudboekje gemeente 
  • Inkomsten: onroerendezaakbelasting, afvalstoffenheffing, rioolrechten

Slide 12 - Tekstslide

Gemeentelijke belastingen
  • ozb -> onroerendezaakbelasting voor huiseigenaren
  • afvalstoffenheffing, rioolrechten voor iedereen
  • hondenbelasting als je een hond hebt.

Slide 13 - Tekstslide

Afvalstoffenheffing
  • Vast bedrag
OF
  • Een tarief per kilo ingeleverd afval
OF
  • Een tarief per keer dat de container aangeboden wordt

Slide 14 - Tekstslide

Geld voor de gemeente
De tarieven verschillen per gemeente. 
Sommige gemeenten zijn duur andere goedkoper terwijl ze bijvoorbeeld naast elkaar liggen.


Slide 15 - Tekstslide

Onroerendezaakbelasting
Onroerendezaakbelasting (OZB)
Belasting die je betaald over het 
pand/grond wat je bezit aan de gemeente.

Deze belasting wordt berekend op basis 
van de WOZ-waarde (wet waardering 
onroerende zaken)


Slide 16 - Tekstslide

SAMEN
Opdracht 6 blz 94.
Let op er staat € 0,50 dit moet zijn € 10,50.
  • a. € 230.000:10.000 =  23
  • 23 x € 10,50 = € 241,50

  • b. € 220.000,- : 10.000 = 22
  • 22 x € 10,50 = € 231,-

Slide 17 - Tekstslide

SAMEN
  • c.  Nieuwe tarief € 10,50 + 10% = 
  • 10% van € 10,50 = € 10,50 : 100 x 10 = € 1,05
  •  € 10,50 + € 1,05 = € 11,55
  •   22 x € 11,55 = € 254,10

Slide 18 - Tekstslide

Maken opdrachten 
7 t/m 10 bladzijde 94 en 95

 


Zelf aan de slag

Slide 19 - Tekstslide

Evaluatie en huiswerk
  • Hoe ging het? 
  • Opmerkingen?
  • Vragen?

HUISWERK: wat niet af is! 

Slide 20 - Tekstslide