Zinnen maken - werkwoorden 1

Check in - hoe voel je je?
😒🙁😐🙂😃
1 / 30
volgende
Slide 1: Poll
NT2BasisschoolGroep 4

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Check in - hoe voel je je?
😒🙁😐🙂😃

Slide 1 - Poll

We gaan even herhalen

Slide 2 - Tekstslide

kijken
ik kijk
jij kijkt / u kijkt
de jongen / het meisje kijkt
hij / zij kijkt

wij kijken
jullie kijken
de kinderen kijken / zij kijken



Slide 3 - Tekstslide

bakken
ik bak
jij bakt / u bakt
de jongen / het meisje bakt
hij / zij bakt

wij bakken
jullie bakken
de kinderen bakken / zij bakken



Slide 4 - Tekstslide

sporten
ik sport
jij sport / u sport
de jongen / het meisje sport
hij / zij sport

wij sporten
jullie sporten
de kinderen sporten / zij sporten



Slide 5 - Tekstslide

Wat is goed?
A
Het meisje loopt.
B
De jongen loopt.
C
Het meisje zwemt.
D
De jongen zwemt.

Slide 6 - Quizvraag

Wat is goed?
A
Het meisje luistert.
B
De jongen luistert.
C
Het meisje kijkt.
D
De jongen kijkt.

Slide 7 - Quizvraag

Wat is goed?
A
Het meisje loopt.
B
De jongen loopt.
C
Het meisje kijkt.
D
De jongen kijkt.

Slide 8 - Quizvraag

Wat is goed?
A
Het meisje zit.
B
De jongen zit.
C
Het meisje loopt.
D
De jongen loopt.

Slide 9 - Quizvraag

Wat is goed?
A
De meester loopt.
B
De kinderen loopt.
C
De juf loopt.
D
De kinderen lopen.

Slide 10 - Quizvraag

Wat is goed?
A
De vogel vliegt.
B
De vogel loopt.
C
De vogels vliegen.
D
De vogels lopen.

Slide 11 - Quizvraag

Wat is goed?
A
De vogel zwemt.
B
De vis zwemt.
C
De vogels zwemmen.
D
De vissen zwemmen.

Slide 12 - Quizvraag

Wat is goed?
A
De kikker zwemt.
B
De kikkers springen.
C
De kikker springt.
D
De kikkers springen.

Slide 13 - Quizvraag

Wat is goed?
A
De leeuwen drinken.
B
De leeuw drinkt.
C
De paarden drinken.
D
Het paard drinkt.

Slide 14 - Quizvraag

Wat is goed?
A
De leeuw eet.
B
De leeuwen eten.
C
De kat eet.
D
De katten eten.

Slide 15 - Quizvraag

We gaan nu ...

Slide 16 - Tekstslide

Zinnen maken
1                     2                    3

Slide 17 - Tekstslide


1 = mensen, dieren, dingen
2 = werkwoord (doe-woord)
3 = extra informatie

Slide 18 - Tekstslide

Sleep de woorden naar de goede plaats. 
1
2
3
Wij
eten
pizza.

Slide 19 - Sleepvraag

Sleep de woorden naar de goede plaats. 
1
2
3
op maandag.
De les
is

Slide 20 - Sleepvraag

Sleep de woorden naar de goede plaats. 
1
2
3
staat
binnen.
De koe

Slide 21 - Sleepvraag

Sleep de woorden naar de goede plaats. 
1
2
3
in het ziekenhuis.
De dokter
werkt

Slide 22 - Sleepvraag

Sleep de woorden naar de goede plaats. 
1
2
3
4
op maandag
De les
is
in Almelo.

Slide 23 - Sleepvraag

Sleep de woorden naar de goede plaats. 
1
2
3
3
de hele dag
Ik
op de bank.
zit

Slide 24 - Sleepvraag

Sleep de woorden naar de goede plaats. 
1
2
3
De vrouw
televisie.
kijkt

Slide 25 - Sleepvraag

Sleep de woorden naar de goede plaats. 
1
2
3
3
televisie.
De vrouw
kijkt
nu

Slide 26 - Sleepvraag

Sleep de woorden naar de goede plaats. 
1
2
3
ligt
Het meisje
in bed.

Slide 27 - Sleepvraag

Sleep de woorden naar de goede plaats. 
1
2
3
3
in bed.
ligt
boven
Het meisje

Slide 28 - Sleepvraag

Hoeveel punten zou je hebben als je NU een toets zou afleggen
010

Slide 29 - Poll

En nu alleen oefenen

Slide 30 - Tekstslide