5. Oefenen vaardigheden

5. Oefenen vaardigheden
Ga rustig zitten op je plek
Je jas en telefoon zijn aan de kapstok en in de kluis
Pak je boek en een pen voor je
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
NatuurkundeMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

In deze les zitten 20 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

5. Oefenen vaardigheden
Ga rustig zitten op je plek
Je jas en telefoon zijn aan de kapstok en in de kluis
Pak je boek en een pen voor je

Slide 1 - Tekstslide

Tot nu toe geleerd:
Kennis:
- Serie- en parallelschakelingen
- Onderdelen huisinstallatie
- Oorzaken en gevolgen van
kortsluiting / overbelasting

Vaardigheden:
- Spanning en stroomsterkte meten / berekenen
- Vermogen van een apparaat berekenen
- Energieverbruik in huis berekenen

Slide 2 - Tekstslide

Deze les:
Oefenen van de vaardigheden.

1. Herhalen formules, samen kijken naar een paar opgaven
2. Oefenopgaven met stroom, spanning en vermogen
3. Oefenopgaven met vermogen en energieverbruik
4. Werken aan paragraaf 1.4: Veiligheid

Slide 3 - Tekstslide

Formule:
Vermogen = spanning x stroomsterkte
In symbolen:
P = U x I

P = vermogen in Watt
U = spanning in Volt
I = stroomsterkte in Ampère
Welke stroomsterkte
hoort er bij dit lampje?

Slide 4 - Tekstslide

In huis wordt verbruikte energie gemeten in kWh (kilowattuur).
Je kan het energieverbruik berekenen met de formule:
Verbruik = vermogen x tijd
E = P x t
E = verbruik in kWh
P = vermogen in kilowatt
t = tijd in uur

Slide 5 - Tekstslide

Bereken het vermogen van de lampjes. Welk lampje geeft het meeste licht als je hem aansluit op de juiste spanning?
timer
2:30

Slide 6 - Tekstslide

Bereken het vermogen.
Gegeven:
Stroom I = 0,5 A
Spanning U = 6 V
Vermogen P = gevraagd
Formule: P = U x I
P = 6 x 0,5 = 3
Eenheid: Watt.
Antwoord: Vermogen P = 3 Watt
P = 6 x 0,05 = 0,3 W
P = 3,5 x 0,2 = 0,7 W
Brandt het felst, want grootste vermogen.

Slide 7 - Tekstslide

De spanningsmeter geeft 11,5 V aan, de stroommeter 1,9 A. Bereken het vermogen van het verwarmingselement.

Gegevens: U = 11,5 V, I = 1,9 A.
Formule: P = U x I
Vermogen  P = 11,5 x 1,9 = 21,9 W

Slide 8 - Tekstslide

Op groep 3 van een huisinstallatie (230 V) zijn de volgende apparaten aangesloten:
• een strijkijzer van 1200 watt;
• een wasmachine van 2200 watt;
• een tv van 500 watt.

Leg uit of groep 3 overbelast wordt als alle drie apparaten tegelijk aanstaan.
timer
2:30

Slide 9 - Tekstslide

Gegeven:
Spanning U = 230 Volt
Vermogen P = 1200 Watt (strijkijzer)
Gevraagd: Stroomsterkte I in Ampère.
Formule: P = U x I    wordt    I = P / U
Stroomsterkte I = 1200 / 230 = 5,2 A

Totale stroomsterkte in de groep: 17 A. Dit leidt tot overbelasting, want hoger dan de toegestane 16 A.

Slide 10 - Tekstslide

Een TV van 400 Watt staat aan van half 8 tot 9 uur. De prijs van energie per kilowattuur is €0,23.

Bereken hoeveel energie de TV heeft gebruikt, en hoeveel dat energieverbruik kost.
timer
2:30

Slide 11 - Tekstslide

Een TV van 400 Watt staat aan van half 8 tot 9 uur. De prijs van energie per kilowattuur is €0,23.
Gegeven: P = 400 Watt = 0,4 kilowatt
t = 1,5 uur
Formule: E = P x t
Invullen: E = 0,4 kW x 1,5 h
Rekenen: E = 0,6
Eenheid: E = 0,6 kWh

Slide 12 - Tekstslide

Dit doen we nu:
Alles goed + je snapt het?
--> Aan de slag met paragraaf 1.4, opdrachten: 1 t/m 5, 7, 8, 10.

Nog even oefenen met energieverbruik (kWh)?
--> Eerste opgave meedoen, daarna 1.4, opdrachten 1 t/m 5, 10.

Deze opdrachten niet goed / je snapt het nog niet?
--> Meedoen met de oefenopgaven.

Slide 13 - Tekstslide

Rekenen met energieverbruik
Een caravan staat op een camping. Je moet op de camping € 7,45 betalen voor de elektrische energie die je in één jaar in de caravan hebt verbruikt.
Hier geldt: de prijs van 1 kWh = € 0,34.

1. Bereken de hoeveelheid verbruikte elektrische energie (in kWh) in één jaar.

Slide 14 - Tekstslide

Een caravan staat op een camping. Je moet op de camping € 7,45 betalen voor de elektrische energie die je in één jaar in de caravan hebt verbruikt.
Hier geldt: de prijs van 1 kWh = € 0,34.

1. Bereken de hoeveelheid verbruikte elektrische energie (in kWh) in één jaar.

Gegeven:
Te betalen = € 7,45
Prijs per kWh = € 0,34
Gevraagd:
Verbruikte energie E in kWh.

Formule: Totale prijs / prijs per kWh
€ 7,45 / € 0,34 = 22 kWh.

Slide 15 - Tekstslide

Rekenen met energieverbruik
Je verbruikt in totaal 22 kWh.

2. In de caravan hangt een lamp en verder niets. Een jaar lang is die lamp elke dag één uur aan. Bereken het vermogen van de lamp.

Slide 16 - Tekstslide

Je verbruikt in totaal 22 kWh.

2. In de caravan hangt een lamp en verder niets. Een jaar lang is die lamp elke dag één uur aan. Bereken het vermogen van de lamp.
Gegeven:
Verbruikte energie E = 22 kWh
Tijd t = 365 uur (elke dag 1 uur)
Gevraagd:
Vermogen P in Watt.
Formule: E = P x t   wordt   P = E / t
P = 22 kWh / 365 uur = 0,060 kW
0,060 kW = 60 Watt

Het vermogen van de lamp is 60 W.

Slide 17 - Tekstslide

Dit doen we nu:
Genoeg geoefend?
--> Paragraaf 1.4, opdrachten 1 t/m 5, 10.

Meer oefening nodig?
--> Maak de laatste oefenopgave op het scherm.

Slide 18 - Tekstslide

Rekenen met vermogen
Een tosti-ijzer wordt aangezet. Het tosti apparaat heeft een vermogen van 460 W en is aangesloten op het stopcontact.
Bereken de stroomsterkte door het tosti-ijzer.

Slide 19 - Tekstslide

Een tosti-ijzer wordt aangezet. Het tosti apparaat heeft een vermogen van 460 W en is aangesloten op het stopcontact.
Bereken de stroomsterkte door het tosti-ijzer.
Gegeven:
Vermogen P = 460 Watt
Stopcontact levert 230 Volt, dus:
Spanning U = 230 Volt
Gevraagd:
Stroomsterkte I in Ampère.
Formule: P = U x I    wordt   I = P / U
I = 460 / 230 = 2 A

De stroomsterkte door het tosti-ijzer is 2 Ampère.

Slide 20 - Tekstslide