17.1 Inflatie en deflatie

Leerdoelen § 17.1: inflatie en deflatie
  1. Je kunt berekeningen uitvoeren met enkelvoudige indexcijfers.
  2. Je kunt de ontwikkeling van de koopkracht berekenen (onder andere met behulp van indexcijfers) en verklaren.
  3. Je weet hoe inflatie gemeten wordt en waarom inflatie de koopkracht aantast.
  4. Je weet wat de gevolgen van inflatie zijn.
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

In deze les zitten 23 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 70 min

Onderdelen in deze les

Leerdoelen § 17.1: inflatie en deflatie
  1. Je kunt berekeningen uitvoeren met enkelvoudige indexcijfers.
  2. Je kunt de ontwikkeling van de koopkracht berekenen (onder andere met behulp van indexcijfers) en verklaren.
  3. Je weet hoe inflatie gemeten wordt en waarom inflatie de koopkracht aantast.
  4. Je weet wat de gevolgen van inflatie zijn.

Slide 1 - Tekstslide

3. Leerdoelgericht werken
De docent geeft het onderwerp, RTTI geformuleerde leerdoelen en de lesopbouw aan. De docent weet de leerdoelen goed te laten aansluiten bij de voorkennis en het (taal)niveau van de leerlingen. Gedurende de les wordt continu een terugkoppeling naar de leerdoelen gemaakt om de mate van beheersing te controleren.

Inkomen en welvaart
Als je werkt dan krijg je salaris en dat is vaak het belangrijkste deel
van je inkomen. Dit inkomen noemen we in de economie het 
nominale inkomen. Veranderingen in je nominale inkomen hebben
ook invloed op je koopkracht.
  

Nominaal inkomen:
Het inkomen dat je in euro’s verdient.


Slide 2 - Tekstslide

4. Inclusieve didactiek
De docent past een inclusieve didactiek toe door de interactie, eventueel in de thuistalen, in de klas te stimuleren om tot beter begrip van de lesstof te komen. De docent creëert een contextrijke leeromgeving door actief de culturele achtergronden van leerlingen bij de lesinhoud te betrekken. Hierin is de docent zich bewust van de verschillen in de klas. Door flexibel of heterogeen te differentiëren blijft iedereen bij de les betrokken. Gedurende de les reageert de docent positief en proactief op gedrag en maakt het daarmee makkelijker voor leerlingen om gewenst gedrag te laten zien.

Inkomen en welvaart
Als je werkt dan krijg je salaris en is vaak het belangrijkste deel
van je inkomen. Dit inkomen noemen we in de economie het
nominale inkomen. Veranderingen in je nominale inkomen hebben
ook invloed op je koopkracht.
  

Koopkracht wordt ook wel het reële inkomen genoemd.

Nominaal inkomen:
Het inkomen dat je in euro’s verdient.


Reëel inkomen:
Het nominaal inkomen gecorrigeerd voor de verandering in het gemiddelde prijspeil (inflatie).


Slide 3 - Tekstslide

4. Inclusieve didactiek
De docent past een inclusieve didactiek toe door de interactie, eventueel in de thuistalen, in de klas te stimuleren om tot beter begrip van de lesstof te komen. De docent creëert een contextrijke leeromgeving door actief de culturele achtergronden van leerlingen bij de lesinhoud te betrekken. Hierin is de docent zich bewust van de verschillen in de klas. Door flexibel of heterogeen te differentiëren blijft iedereen bij de les betrokken. Gedurende de les reageert de docent positief en proactief op gedrag en maakt het daarmee makkelijker voor leerlingen om gewenst gedrag te laten zien.

Inkomen en welvaart

Slide 4 - Tekstslide

4. Inclusieve didactiek
De docent past een inclusieve didactiek toe door de interactie, eventueel in de thuistalen, in de klas te stimuleren om tot beter begrip van de lesstof te komen. De docent creëert een contextrijke leeromgeving door actief de culturele achtergronden van leerlingen bij de lesinhoud te betrekken. Hierin is de docent zich bewust van de verschillen in de klas. Door flexibel of heterogeen te differentiëren blijft iedereen bij de les betrokken. Gedurende de les reageert de docent positief en proactief op gedrag en maakt het daarmee makkelijker voor leerlingen om gewenst gedrag te laten zien.

Voorbeeld
Stel dat Raul elke maand € 50 zakgeld krijgt van zijn ouders. Daarnaast werkt hij in het weekend en verdient hij € 200 per maand. In totaal heeft Raul dus een nominaal inkomen van € 250 per maand.
Een jaar later is zijn inkomen gelijk gebleven. De prijzen van dingen die Raul graag koopt, zoals kleding en bioscoopkaartjes, zijn in dat jaar tijd met 10% gestegen (= inflatie). Hoewel zijn nominaal inkomen hetzelfde blijft, kan hij met dat geld minder kopen. Zijn reële inkomen is dus gedaald, omdat de koopkracht van zijn € 250 is verminderd.
Raul kon vorig jaar voor zijn € 250 per maand bijvoorbeeld 5 bioscoopkaartjes van € 10 kopen, en nog steeds € 200 overhouden voor kleding. Door een prijsstijging kost een bioscoopkaartje nu € 11, dus voor 5 kaartjes betaalt hij € 55 in plaats van € 50. Hij heeft nu nog maar € 195 over voor andere uitgaven (= daling koopkracht).

Slide 5 - Tekstslide

5. Concrete en herkenbare voorbeelden
De docent maakt gebruik van praktische en concrete voorbeelden die voor leerlingen herkenbaar zijn in hun eigen leefwereld om tot beter begrip te komen. De docent doet hierbij een beroep op dual coding. Door het visuele en het verbale te combineren vergroot de docent de kans dat lesstof beter bij de leerlingen blijft beklijven.

Inkomen en welvaart
De prijzen van goederen en diensten die we willen kopen met 
onze beperkte middelen veranderen regelmatig.

Om deze veranderingen te kunnen vergelijken gebruik je 
indexcijfers als hulpmiddel. Indexcijfers geven een goed overzicht 
van de ontwikkeling van grootheden in de loop van de tijd.

Indexcijfer:
Een getal dat aangeeft hoeveel een bepaalde grootheid in een periode is veranderd ten opzichte van een afgesproken periode.



Slide 6 - Tekstslide

4. Inclusieve didactiek
De docent past een inclusieve didactiek toe door de interactie, eventueel in de thuistalen, in de klas te stimuleren om tot beter begrip van de lesstof te komen. De docent creëert een contextrijke leeromgeving door actief de culturele achtergronden van leerlingen bij de lesinhoud te betrekken. Hierin is de docent zich bewust van de verschillen in de klas. Door flexibel of heterogeen te differentiëren blijft iedereen bij de les betrokken. Gedurende de les reageert de docent positief en proactief op gedrag en maakt het daarmee makkelijker voor leerlingen om gewenst gedrag te laten zien.

Inkomen en welvaart
Een indexcijfer bereken je als volgt:






                                              Voor het basisjaar gebruik je altijd het getal 100.

Slide 7 - Tekstslide

4. Inclusieve didactiek
De docent past een inclusieve didactiek toe door de interactie, eventueel in de thuistalen, in de klas te stimuleren om tot beter begrip van de lesstof te komen. De docent creëert een contextrijke leeromgeving door actief de culturele achtergronden van leerlingen bij de lesinhoud te betrekken. Hierin is de docent zich bewust van de verschillen in de klas. Door flexibel of heterogeen te differentiëren blijft iedereen bij de les betrokken. Gedurende de les reageert de docent positief en proactief op gedrag en maakt het daarmee makkelijker voor leerlingen om gewenst gedrag te laten zien.

Voorbeeld
De indexcijfers van de verandering van een inkomen in 2021 en 2023 zijn respectievelijk 125 en 170. De hoogte van het (nominale) inkomen in 2019 (= het basisjaar) is € 34.000.
De hoogte van het inkomen in 2021 en 2023 kun je dan als volgt berekenen.





Slide 8 - Tekstslide

5. Concrete en herkenbare voorbeelden
De docent maakt gebruik van praktische en concrete voorbeelden die voor leerlingen herkenbaar zijn in hun eigen leefwereld om tot beter begrip te komen. De docent doet hierbij een beroep op dual coding. Door het visuele en het verbale te combineren vergroot de docent de kans dat lesstof beter bij de leerlingen blijft beklijven.

Voorbeeld
De indexcijfers van de verandering van een inkomen in 2021 en 2023 zijn respectievelijk 125 en 170. De hoogte van het (nominale) inkomen in 2019 (= het basisjaar) is € 34.000.
De hoogte van het inkomen in 2021 en 2023 kun je dan als volgt berekenen.

Omdat 2019 het basisjaar is, stel je € 34.000 op 100. 

In 2021 is het inkomen 125 / 100 x € 34.000 = € 42.500 

In 2023 is het inkomen 170 / 100 x € 34.000 = € 57.800 



Slide 9 - Tekstslide

5. Concrete en herkenbare voorbeelden
De docent maakt gebruik van praktische en concrete voorbeelden die voor leerlingen herkenbaar zijn in hun eigen leefwereld om tot beter begrip te komen. De docent doet hierbij een beroep op dual coding. Door het visuele en het verbale te combineren vergroot de docent de kans dat lesstof beter bij de leerlingen blijft beklijven.

17.1       Inflatie en deflatie
Prijsveranderingen worden gemeten met behulp van de 
consumentenprijsindex (CPI).

Met behulp van dit boodschappenmandje vol gemiddelde prijzen
bepaalt het CBS de omvang van de inflatie of deflatie.





CPI: 
De prijsverandering van goederen en diensten van Nederlandse huishoudens.

Hier een uitleg vanuit het CBS over hoe deze het CPI vaststelt:
https://www.cbs.nl/nl-nl/faq/specifiek/hoe-wordt-de-inflatie-gemeten-#:~:text=De%20ontwikkeling%20van%20consumentenprijzen%20(CPI,maand%2D%20als%20op%20jaarbasis%20weergegeven

Slide 10 - Tekstslide

4. Inclusieve didactiek
De docent past een inclusieve didactiek toe door de interactie, eventueel in de thuistalen, in de klas te stimuleren om tot beter begrip van de lesstof te komen. De docent creëert een contextrijke leeromgeving door actief de culturele achtergronden van leerlingen bij de lesinhoud te betrekken. Hierin is de docent zich bewust van de verschillen in de klas. Door flexibel of heterogeen te differentiëren blijft iedereen bij de les betrokken. Gedurende de les reageert de docent positief en proactief op gedrag en maakt het daarmee makkelijker voor leerlingen om gewenst gedrag te laten zien.

17.1       Inflatie en deflatie
Inflatie is niet voor iedereen hetzelfde. Er bestaat zoiets als een persoonlijke inflatie. Niet iedereen consumeert volgens een gemiddeld bestedingspatroon. Als benzine veel duurder wordt en je rijdt geen auto dan is je persoonlijke inflatie lager dan gemiddeld.

Slide 11 - Tekstslide

4. Inclusieve didactiek
De docent past een inclusieve didactiek toe door de interactie, eventueel in de thuistalen, in de klas te stimuleren om tot beter begrip van de lesstof te komen. De docent creëert een contextrijke leeromgeving door actief de culturele achtergronden van leerlingen bij de lesinhoud te betrekken. Hierin is de docent zich bewust van de verschillen in de klas. Door flexibel of heterogeen te differentiëren blijft iedereen bij de les betrokken. Gedurende de les reageert de docent positief en proactief op gedrag en maakt het daarmee makkelijker voor leerlingen om gewenst gedrag te laten zien.

Aan de slag
Maak opgave 17.2 en 4 op pagina 158.

Slide 12 - Tekstslide

6. Actieve verwerking
De docent maakt expliciet over hoe de leerstof actief verwerkt dient te worden. Hierbij modelleert de docent eerst en laat daarna de leerlingen actief inoefenen. De ondersteuning wordt geleidelijk afgebouwd. De docent zorgt voor afwisseling in oefentypes en maakt gedurende de les het leren zichtbaar. De docent zet bijvoorbeeld in op hardop denken opdrachten en koppelt daar een geïnformeerde vervolgstap aan.

17.1       Inflatie en deflatie
De gevolgen van inflatie:
1. De koopkracht van de consument wordt aangetast. Ter herinnering……










Slide 13 - Tekstslide

4. Inclusieve didactiek
De docent past een inclusieve didactiek toe door de interactie, eventueel in de thuistalen, in de klas te stimuleren om tot beter begrip van de lesstof te komen. De docent creëert een contextrijke leeromgeving door actief de culturele achtergronden van leerlingen bij de lesinhoud te betrekken. Hierin is de docent zich bewust van de verschillen in de klas. Door flexibel of heterogeen te differentiëren blijft iedereen bij de les betrokken. Gedurende de les reageert de docent positief en proactief op gedrag en maakt het daarmee makkelijker voor leerlingen om gewenst gedrag te laten zien.

17.1       Inflatie en deflatie
De gevolgen van inflatie:
1. De koopkracht van de consument wordt aangetast. Ter herinnering……




2. Er vindt een verandering plaats van de verhouding schuldenaar en schuldeiser.
    Als je iemand geld uitleent en je krijgt dat terugbetaald dan kun je van dat geld
    minder goederen en diensten kopen.






Slide 14 - Tekstslide

4. Inclusieve didactiek
De docent past een inclusieve didactiek toe door de interactie, eventueel in de thuistalen, in de klas te stimuleren om tot beter begrip van de lesstof te komen. De docent creëert een contextrijke leeromgeving door actief de culturele achtergronden van leerlingen bij de lesinhoud te betrekken. Hierin is de docent zich bewust van de verschillen in de klas. Door flexibel of heterogeen te differentiëren blijft iedereen bij de les betrokken. Gedurende de les reageert de docent positief en proactief op gedrag en maakt het daarmee makkelijker voor leerlingen om gewenst gedrag te laten zien.

17.1       Inflatie en deflatie
3. Het heeft effect op de inkomensverdeling.
    Niet iedere medewerker wordt in dezelfde mate gecompenseerd voor de prijsstijgingen.

Slide 15 - Tekstslide

4. Inclusieve didactiek
De docent past een inclusieve didactiek toe door de interactie, eventueel in de thuistalen, in de klas te stimuleren om tot beter begrip van de lesstof te komen. De docent creëert een contextrijke leeromgeving door actief de culturele achtergronden van leerlingen bij de lesinhoud te betrekken. Hierin is de docent zich bewust van de verschillen in de klas. Door flexibel of heterogeen te differentiëren blijft iedereen bij de les betrokken. Gedurende de les reageert de docent positief en proactief op gedrag en maakt het daarmee makkelijker voor leerlingen om gewenst gedrag te laten zien.

17.1       Inflatie en deflatie
3. Het heeft effect op de inkomensverdeling.
    Niet iedere medewerker wordt in dezelfde mate gecompenseerd voor de prijsstijgingen.

4. Er vindt een verandering plaats van de internationale concurrentieverhouding.
    Als de inflatie in land A harder stijgt dan in land B, en als dit uiteindelijk effect heeft op 
    de verkoopprijzen van de exportproducten, dan is de kans aanwezig dat land A minder 
    kan exporteren omdat hun klanten producten kopen in het land dat relatief goedkoper is 
    geworden.

Slide 16 - Tekstslide

4. Inclusieve didactiek
De docent past een inclusieve didactiek toe door de interactie, eventueel in de thuistalen, in de klas te stimuleren om tot beter begrip van de lesstof te komen. De docent creëert een contextrijke leeromgeving door actief de culturele achtergronden van leerlingen bij de lesinhoud te betrekken. Hierin is de docent zich bewust van de verschillen in de klas. Door flexibel of heterogeen te differentiëren blijft iedereen bij de les betrokken. Gedurende de les reageert de docent positief en proactief op gedrag en maakt het daarmee makkelijker voor leerlingen om gewenst gedrag te laten zien.

17.1       Inflatie en deflatie
5. Mogelijke hyperinflatie.
Hyperinflatie: 
Zeer sterke stijging van de inflatie.

Hyperinflatie

Slide 17 - Tekstslide

4. Inclusieve didactiek
De docent past een inclusieve didactiek toe door de interactie, eventueel in de thuistalen, in de klas te stimuleren om tot beter begrip van de lesstof te komen. De docent creëert een contextrijke leeromgeving door actief de culturele achtergronden van leerlingen bij de lesinhoud te betrekken. Hierin is de docent zich bewust van de verschillen in de klas. Door flexibel of heterogeen te differentiëren blijft iedereen bij de les betrokken. Gedurende de les reageert de docent positief en proactief op gedrag en maakt het daarmee makkelijker voor leerlingen om gewenst gedrag te laten zien.

17.1       Inflatie en deflatie
5. Mogelijke hyperinflatie.
Als de prijzen dagelijks stijgen, daalt de koopkracht tot een minimum.


Hyperinflatie: 
Zeer sterke stijging van de inflatie.

Hyperinflatie
Koopkracht daalt

Slide 18 - Tekstslide

4. Inclusieve didactiek
De docent past een inclusieve didactiek toe door de interactie, eventueel in de thuistalen, in de klas te stimuleren om tot beter begrip van de lesstof te komen. De docent creëert een contextrijke leeromgeving door actief de culturele achtergronden van leerlingen bij de lesinhoud te betrekken. Hierin is de docent zich bewust van de verschillen in de klas. Door flexibel of heterogeen te differentiëren blijft iedereen bij de les betrokken. Gedurende de les reageert de docent positief en proactief op gedrag en maakt het daarmee makkelijker voor leerlingen om gewenst gedrag te laten zien.

17.1       Inflatie en deflatie
5. Mogelijke hyperinflatie.
Als de prijzen dagelijks stijgen, daalt de koopkracht tot een minimum.


Mensen vallen dan vaak terug op ruilhandel zonder geld.


Hyperinflatie: 
Zeer sterke stijging van de inflatie.

Hyperinflatie
Koopkracht daalt
Ruilhandel ontstaat

Slide 19 - Tekstslide

4. Inclusieve didactiek
De docent past een inclusieve didactiek toe door de interactie, eventueel in de thuistalen, in de klas te stimuleren om tot beter begrip van de lesstof te komen. De docent creëert een contextrijke leeromgeving door actief de culturele achtergronden van leerlingen bij de lesinhoud te betrekken. Hierin is de docent zich bewust van de verschillen in de klas. Door flexibel of heterogeen te differentiëren blijft iedereen bij de les betrokken. Gedurende de les reageert de docent positief en proactief op gedrag en maakt het daarmee makkelijker voor leerlingen om gewenst gedrag te laten zien.

17.1       Inflatie en deflatie
Of een inkomensverandering de koopkracht in standhoudt kun 
je op twee manieren beoordelen:
1. Waardevast    
2. Welvaartsvast   
Waardevast: 
Een inkomen die procentueel omhoog gaat met de inflatie.

Welvaartsvast: 
Een inkomen die procentueel omhoog gaat met de gemiddelde loonstijging.

Slide 20 - Tekstslide

4. Inclusieve didactiek
De docent past een inclusieve didactiek toe door de interactie, eventueel in de thuistalen, in de klas te stimuleren om tot beter begrip van de lesstof te komen. De docent creëert een contextrijke leeromgeving door actief de culturele achtergronden van leerlingen bij de lesinhoud te betrekken. Hierin is de docent zich bewust van de verschillen in de klas. Door flexibel of heterogeen te differentiëren blijft iedereen bij de les betrokken. Gedurende de les reageert de docent positief en proactief op gedrag en maakt het daarmee makkelijker voor leerlingen om gewenst gedrag te laten zien.

17.1       Inflatie en deflatie
Om de invloed van de economische ontwikkelingen en het beleid
van de overheid op de koopkracht te meten, worden er 
koopkrachtplaatjes gemaakt. Hier houdt men rekening met:
  • Wijzigingen in regel- en wetgeving;
  • De verwachte stijging van cao-lonen en uitkeringen;
  • Inflatie.

Als je bij een stijging van je inkomen niet let op de daling van je koopkracht door inflatie dan spreek je over geldillusie.

Geldillusie:
De neiging van mensen om over geld in nominale en niet in reële (voor inflatie gecorrigeerde) termen te denken.

Slide 21 - Tekstslide

4. Inclusieve didactiek
De docent past een inclusieve didactiek toe door de interactie, eventueel in de thuistalen, in de klas te stimuleren om tot beter begrip van de lesstof te komen. De docent creëert een contextrijke leeromgeving door actief de culturele achtergronden van leerlingen bij de lesinhoud te betrekken. Hierin is de docent zich bewust van de verschillen in de klas. Door flexibel of heterogeen te differentiëren blijft iedereen bij de les betrokken. Gedurende de les reageert de docent positief en proactief op gedrag en maakt het daarmee makkelijker voor leerlingen om gewenst gedrag te laten zien.

Voorbeeld geldillusie
Stel een medewerker krijgt de volgende keuze:
1. je krijgt  een salarisverhoging van 5% aan, terwijl de inflatie dat jaar 6% bedraagt.
2. je krijgt een salarisverhoging van 2%, maar de inflatie is slechts 1%. 

Keuze 2 is beter want hier stijgt je nominale loon minder, maar in reële termen heb je wel 1% meer koopkracht.

Veel mensen kiezen instinctief voor de hogere nominale loonstijging van 5%, omdat het bedrag op papier meer lijkt op te leveren, terwijl ze er in koopkracht op achteruitgaan. Dit komt omdat ze de inflatie onvoldoende meewegen en vooral naar het hogere percentage van 5% kijken.

Dit is geldillusie in actie.




Slide 22 - Tekstslide

5. Concrete en herkenbare voorbeelden
De docent maakt gebruik van praktische en concrete voorbeelden die voor leerlingen herkenbaar zijn in hun eigen leefwereld om tot beter begrip te komen. De docent doet hierbij een beroep op dual coding. Door het visuele en het verbale te combineren vergroot de docent de kans dat lesstof beter bij de leerlingen blijft beklijven.

Aan de slag
Maak opgave 17.5 en 6 op pagina 160.

Slide 23 - Tekstslide

6. Actieve verwerking
De docent maakt expliciet over hoe de leerstof actief verwerkt dient te worden. Hierbij modelleert de docent eerst en laat daarna de leerlingen actief inoefenen. De ondersteuning wordt geleidelijk afgebouwd. De docent zorgt voor afwisseling in oefentypes en maakt gedurende de les het leren zichtbaar. De docent zet bijvoorbeeld in op hardop denken opdrachten en koppelt daar een geïnformeerde vervolgstap aan.