Ontleden - Lijdend voorwerp

Welkom

Ontleden


Lijdend voorwerp
Nederlands
1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolmavo, havo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Welkom

Ontleden


Lijdend voorwerp
Nederlands

Slide 1 - Tekstslide

Vandaag een keuzeles:
Je werkt zelfstandig
Zet muziek op als je dat fijn vindt
Maandag moet het af!

Slide 2 - Tekstslide

Lesprogramma
Stil lezen
Stappenplan maken
Uitleg lijdend voorwerp
Oefenen
Check
Huiswerk

Slide 3 - Tekstslide

Leerdoelen
Aan het eind van deze les...

  • weet je wat het lijdend voorwerp is.

  • kun je herkennen en uitleggen wat het lijdend voorwerp in de zin is.

  • kun je de vijf stappen voor het ontleden van zinnen bedenken en volgen. 

  • kun je zelfstandig een zin ontleden waarbij je aangeeft wat de zinsdelen zijn en de PV, het OW, het WG en het LV benoemd. 

Slide 4 - Tekstslide

Schema maken

  1. Wacht nog héél even met je laptop pakken:
  2. Jullie gaan straks in tweetallen aan de slag.
  3. Je opent een Word-document (allebei)
  4. Jullie gaan een schema of stappenplan maken om zinnen te ontleden. Denk samen na.
  5. Kijk naar de tips hiernaast:
  6. Klaar? Roep mij. Dan ga kom ik kijken.
  7. 10 minuten


Tips:

  1. Er zijn tot nu toe 4 stappen
  2. Welke vragen moet je stellen om de zinsdelen te kunnen benoemen?

Slide 5 - Tekstslide

Uitleg
We beginnen met een oefenzin
Neem deel aan de Lessonup

Slide 6 - Tekstslide

Ontleed de volgende zin
De leerlingen van klas 1E hebben van meneer Klok een groot compliment gekregen.
(kopieer de zin, zet een / tussen de zinsdeelstrepen en benoem daaronder de pv, het wg, het ow en het lv)

Slide 7 - Open vraag

Zinsdelen

  • Alle zinnen bevatten een persoonsvorm, een (werkwoordelijk) gezegde en een onderwerp.

  • Veel zinnen hebben ook een lijdend voorwerp. Met het lijdend voorwerp gebeurt iets, het 'ondergaat' wat in het gezegde staat.

Slide 8 - Tekstslide

Lijdend voorwerp
  • Lijdend voorwerp (LV) komt voor in zinnen waarin iets/iemand iets 'overkomt' dus als het ware 'lijdt'. 
  • Je vint het LV door de volgende vraag te stellen:
Wat/wie + PV + OW + andere werkwoorden?
Het antwoord op die vraag is het LV.

  • Niet elke zin heeft een lijdend voorwerp.
  • Een lijdend voorwerp begint nooit met een voorzetsel.
Dominic geeft een mooi cadeau aan Frédériqé. 

De handeling is geven. Er wordt dus iets gegeven, namelijk een mooi cadeau. Dat mooie cadeau is dus het voorwerp (iets) dat de handeling ondergaat; dat pakje wordt weggegven.

PV = geeft
OW = Dominic (Wie geeft?)
WG = geeft (enige werkwoord)
LV = Wie/wat geeft Dominic? een mooi cadeau

Slide 9 - Tekstslide

LIJDEND VOORWERP


Jemai| graaft | een kuil.


Wat graaft Jemai? Jemaigraaft een kuil.


lijdend voorwerp = een kuil

voorbeeld 1
ow
wwgez

Slide 10 - Tekstslide

LIJDEND VOORWERP


Een speler | roept | de grensrechter.


Wie roept een speler? De speler roept de grensrechter.


lijdend voorwerp = de grensrechter

voorbeeld 2
ow
wwgez

Slide 11 - Tekstslide

LIJDEND VOORWERP


Thijmen| vertelt | een verhaal.


Wat vertelt Thijmen? Thijmen vertelt een verhaal.


lijdend voorwerp = een verhaal

voorbeeld 3
ow
wwgez

Slide 12 - Tekstslide

Met wie of wat gebeurt iets in de zin?
Schrijf het lijdend voorwerp op.

Bruno drinkt een glas water.

Slide 13 - Open vraag

Met wie of wat gebeurt iets in de zin?
Schrijf het lijdend voorwerp op.

Mats roept zijn vader.

Slide 14 - Open vraag

Met wie of wat gebeurt iets in de zin?
Schrijf het lijdend voorwerp op.

Zij heeft haar fiets uit de schuur gepakt.

Slide 15 - Open vraag

GAAT HET GOED?

Lukt het je om het

lijdend voorwerp van de zin steeds te vinden?


Voor de zekerheid nog een voorbeeld.

Slide 16 - Tekstslide

LIJDEND VOORWERP


Martijn | hangt | zijn jas | aan de kapstok.


Wat hangt Martijn? Martijn hangt zijn jas.


lijdend voorwerp = zijn jas

voorbeeld 4
ow
wwgez

Slide 17 - Tekstslide

Met wie of wat gebeurt iets in de zin?
Schrijf het lijdend voorwerp op.

Fred doet peper op zijn gebakken ei.

Slide 18 - Open vraag

Met wie of wat gebeurt iets in de zin?
Schrijf het lijdend voorwerp op.

Op het feest hebben we gebak gegeten.

Slide 19 - Open vraag

Met wie of wat gebeurt iets in de zin?
Schrijf het lijdend voorwerp op.

Dagmar heeft de regenjas aan de kapstok gehangen.

Slide 20 - Open vraag

Stappenplan
  1. Onderstreep de persoonsvorm.

  2. Verdeel de zin in zinsdelen.

  3. Selecteer het onderwerp (o), 
  4. Het gezegde (wg) 
  5. Het lijdend voorwerp (lv)
Ik / heb / een auto / gekregen / van mijn ouders. 

OW = Ik
WG = heb gekregen
LV = een auto

Slide 21 - Tekstslide

Ontleed de volgende zin
De musea medewerkers kregen een mooi kerstpakket van de baas.

Slide 22 - Open vraag

Ontleed de volgende zin
De kinderen hebben hun tekening aan de juf van groep 4 getoond.

Slide 23 - Open vraag

Ontleed de volgende zin
De oude mensen zouden een hoop lawaai in het bejaardentehuis hebben gemaakt.

Slide 24 - Open vraag

Ontleed de volgende zin
Ik heb mijn vrouw beloofd het huis op te ruimen.

Slide 25 - Open vraag

Ontleed de volgende zin
De aanvoerder van het voetbalteam moet zijn vaantje geven aan de aanvoerder van de tegenstander.

Slide 26 - Open vraag

Slide 27 - Tekstslide

Schrijf 2 dingen op die je deze les hebt geleerd

Slide 28 - Open vraag

Stel 1 vraag over iets dat je deze les nog niet zo goed hebt begrepen

Slide 29 - Open vraag

Huiswerk voor woensdag
Alle opdrachten van grammatica H4 lijdend voorwerp

Slide 30 - Tekstslide