Ontleden - Lijdend voorwerp

Docent
Levi
Sepp
Owen
Timo
Stagh
Noud
Jamy
naomi
Daphne
Kyano
Mees
Ashley
Destiny
Guus
Daan
Cas
Luma
Jahras
Jayson
Fabian
Ilja
Imme
Sam
Stijn
Sem
Tygo
Lieke
Fleur
1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Docent
Levi
Sepp
Owen
Timo
Stagh
Noud
Jamy
naomi
Daphne
Kyano
Mees
Ashley
Destiny
Guus
Daan
Cas
Luma
Jahras
Jayson
Fabian
Ilja
Imme
Sam
Stijn
Sem
Tygo
Lieke
Fleur

Slide 1 - Tekstslide

Welkom

Ontleden


Lijdend voorwerp
Nederlands

Slide 2 - Tekstslide

Lesprogramma
  1. Uitleg lijdend voorwerp
    (25 minuten)
  2. Zelfstandig aan de slag voor Nederlands.
  3. Klassikaal nog een zin ontleden om te oefenen.

Slide 3 - Tekstslide

Terugblik
Stappenplan zinsontleden (tot nu toe 4 stappen,). schrijf alle 4 de stappen op.

Welke vier soorten werkwoorden zijn er?

Slide 4 - Tekstslide

Leerdoelen
Aan het eind van deze les...

  • weet je wat het lijdend voorwerp is.

  • kun je herkennen en uitleggen wat het lijdend voorwerp in de zin is.

  • kun je de vijf stappen voor het ontleden van zinnen bedenken en volgen. 

  • kun je zelfstandig een zin ontleden waarbij je aangeeft wat de zinsdelen zijn en de PV, het OW, het WG en het LV benoemd. 

Slide 5 - Tekstslide

Ontleed de volgende zin
De leerlingen van klas h1f hebben van mevrouw Nijenhuis een groot compliment gekregen.
(kopieer de zin, ze een / tussen de zinsdeelstrepen en benoem daaronder de pv, het wg, het ow en het lv)

Slide 6 - Open vraag

Zinsdelen

  • Alle zinnen bevatten een persoonsvorm, een (werkwoordelijk) gezegde en een onderwerp.

  • Veel zinnen hebben ook een lijdend voorwerp. Met het lijdend voorwerp gebeurt iets, het 'ondergaat' wat in het gezegde staat.

Slide 7 - Tekstslide

Lijdend voorwerp
  • Lijdend voorwerp (LV) komt voor in zinnen waarin iets/iemand iets 'overkomt' dus als het ware 'lijdt'. 
  • Je vindt het LV door de volgende vraag te stellen:
Wat/wie + PV + OW + andere werkwoorden?
Het antwoord op die vraag is het LV.

  • Niet elke zin heeft een lijdend voorwerp.
  • Een lijdend voorwerp begint nooit met een voorzetsel.
Dominic geeft een mooi cadeau aan Frédériqé. 

De handeling is geven. Er wordt dus iets gegeven, namelijk een mooi cadeau. Dat mooie cadeau is dus het voorwerp (iets) dat de handeling ondergaat; dat pakje wordt weggegven.

PV = geeft
OW = Dominic (Wie geeft?)
WG = geeft (enige werkwoord)
LV = Wie/wat geeft Dominic? een mooi cadeau

Slide 8 - Tekstslide

LIJDEND VOORWERP


Stijn | graaft | een kuil.


Wat graaft Stijn? Stijn graaft een kuil.


lijdend voorwerp = een kuil

voorbeeld 1
ow
wwgez

Slide 9 - Tekstslide

LIJDEND VOORWERP


Een speler | roept | de grensrechter.


Wie roept een speler? De speler roept de grensrechter.


lijdend voorwerp = de grensrechter

voorbeeld 2
ow
wwgez

Slide 10 - Tekstslide

LIJDEND VOORWERP


Destiny | vertelt | een verhaal.


Wat vertelt Destiny? Destiny vertelt een verhaal.


lijdend voorwerp = een verhaal

voorbeeld 3
ow
wwgez

Slide 11 - Tekstslide

Met wie of wat gebeurt iets in de zin?
Schrijf het lijdend voorwerp op.

Kyano drinkt een glas water.

Slide 12 - Open vraag

Met wie of wat gebeurt iets in de zin?
Schrijf het lijdend voorwerp op.

Owen roept zijn vader.

Slide 13 - Open vraag

Met wie of wat gebeurt iets in de zin?
Schrijf het lijdend voorwerp op.

Zij heeft haar fiets uit de schuur gepakt.

Slide 14 - Open vraag

GAAT HET GOED?

Lukt het je om het

lijdend voorwerp van de zin steeds te vinden?


Voor de zekerheid nog een voorbeeld.

Slide 15 - Tekstslide

LIJDEND VOORWERP


Sam | hangt | zijn jas | aan de kapstok.


Wat hangt Sam? Sam hangt zijn jas.


lijdend voorwerp = zijn jas

voorbeeld 4
ow
wwgez

Slide 16 - Tekstslide

Met wie of wat gebeurt iets in de zin?
Schrijf het lijdend voorwerp op.

Fleur doet peper op haar gebakken ei.

Slide 17 - Open vraag

Met wie of wat gebeurt iets in de zin?
Schrijf het lijdend voorwerp op.

Op het feest hebben we gebak gegeten.

Slide 18 - Open vraag

Met wie of wat gebeurt iets in de zin?
Schrijf het lijdend voorwerp op.

Cas heeft de regenjas aan de kapstok gehangen.

Slide 19 - Open vraag

Stappenplan
  1. Onderstreep de persoonsvorm.

  2. Verdeel de zin in zinsdelen.

  3. Selecteer het onderwerp (o), het gezegde (wg) en het lijdend voorwerp (lv)
Ik / heb / een auto / gekregen / van mijn ouders. 

OW = Ik
WG = heb gekregen
LV = een auto

Slide 20 - Tekstslide

Ontleed de volgende zin
De musea medewerkers kregen een mooi kerstpakket van de baas.

Slide 21 - Open vraag

Ontleed de volgende zin
De kinderen hebben hun tekening aan de juf van groep 4 getoond.

Slide 22 - Open vraag

Ontleed de volgende zin
De oude mensen zouden een hoop lawaai in het bejaardentehuis hebben gemaakt.

Slide 23 - Open vraag

Ontleed de volgende zin
Ik heb mijn vrouw beloofd het huis op te ruimen.

Slide 24 - Open vraag

Ontleed de volgende zin
De aanvoerder van het voetbalteam moet zijn vaantje geven aan de aanvoerder van de tegenstander.

Slide 25 - Open vraag

Schrijf 2 dingen op die je deze les hebt geleerd

Slide 26 - Open vraag

Stel 1 vraag over iets dat je deze les nog niet zo goed hebt begrepen

Slide 27 - Open vraag


Na deze les, 
wil ik...
de uitleg nog 1 keer horen
meer voorbeelden krijgen
meer oefeningen maken (op de ELO)
de leerstof thuis nog even bekijken
overgaan naar nieuwe leerstof
nog meer te weten komen over de leerstof
niet meer te weten komen over de leerstof
de eerste kans van de toets al gaan maken.
nog iets anders (vul de vraag op de volgende slide in)

Slide 28 - Poll


Nog iets anders, namelijk...

Slide 29 - Open vraag