In deze les zitten 44 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.
Lesduur is: 50 min
Onderdelen in deze les
LEZEN
timer
15:00
Slide 1 - Tekstslide
Gericht kijken en luisteren
20
Slide 2 - Tekstslide
Er ligt een dode man in een grasveld met naast hem een pakketje. Als het pakketje open was geweest, dan was de man niet dood gegaan. Maar omdat het pakketje nog dicht is, is de man gestorven. Wat zit er in het pakketje?
Slide 3 - Open vraag
Programma van vandaag
* Gericht luisteren en kijken
* Manieren herkennen bij jezelf
Planning
Doelen
Slide 4 - Tekstslide
Luisteren en Kijken
Gericht luisteren en kijken
Slide 5 - Tekstslide
1.1 Gericht luisteren en kijken
Geen aandacht bij radio of tv? Dan vergeet je vaak wat er is gezegd.
Als je echt bepaalde informatie wilt, dan zal je gerichter moeten kijken en luisteren.
Slide 6 - Tekstslide
Slide 7 - Video
Hoeveel passes heb je geteld?
Slide 8 - Open vraag
Ik heb de gorilla gezien....
Ja
Nee
Waar gaat dit over???
Slide 9 - Poll
1.1 Gericht luisteren en kijken
Luisteren doe je de hele dag - op verschillende manieren
1) Soms luister en kijk je zonder echt te weten waar het over gaat
2) Soms luister en kijk je gericht waarbij je wacht op bepaalde informatie
3) Slechts een heel klein deel doe je aan: gericht luisteren en kijken naar alles
Slide 10 - Tekstslide
1.1 Gericht luisteren en kijken
Belangrijk om te weten!
Bedenk van tevoren wat je wilt weten.
Let altijd extra goed op het begin. Vaak hoor je dan waar de spreker het over gaat hebben en welke deelonderwerpen achtereenvolgens aan bod komen.
Let tijdens het luisteren op signaalwoorden. Deze woorden wijzen op belangrijke relaties in de (luister)tekst.
Let ook goed op het beeld bij programma’s van tv of internet. Beelden kunnen verduidelijken en geven extra informatie.
Slide 11 - Tekstslide
Quiz
Jullie gaan zo een quiz maken. Geef antwoord met je telefoon.
Bepaal bij elke vraag op welke manier je kijkt of luistert.
SUCCES!
Slide 12 - Tekstslide
Je wacht op het perron op je trein er wordt een wijziging omgeroepen
A
luisteren en kijken zonder echt te weten waar het over gaat
B
gericht luisteren en kijken wachten op bepaalde informatie
C
gericht luisteren en kijken naar alles
Slide 13 - Quizvraag
Je krijgt instructie over de ontruiming van het gebouw
A
luisteren en kijken zonder echt te weten waar het over gaat
B
gericht luisteren en kijken wachten op bepaalde informatie
C
gericht luisteren en kijken naar alles
Slide 14 - Quizvraag
Je kijkt naar het journaal terwijl je de afwas doet
A
luisteren en kijken zonder echt te weten waar het over gaat
B
gericht luisteren en kijken wachten op bepaalde informatie
C
gericht luisteren en kijken naar alles
Slide 15 - Quizvraag
Je luistert naar het weerbericht voor Europa en je wilt weten wat voor weer het in Portugal wordt
A
luisteren en kijken zonder echt te weten waar het over gaat
B
gericht luisteren en kijken wachten op bepaalde informatie
C
gericht luisteren en kijken naar alles
Slide 16 - Quizvraag
Tijdens het maken van je huiswerk staat de televisie aan
A
luisteren en kijken zonder echt te weten waar het over gaat
B
gericht luisteren en kijken wachten op bepaalde informatie
C
gericht luisteren en kijken naar alles
Slide 17 - Quizvraag
De docent leest de data voor waarop jullie projectgroepen moeten presenteren
A
luisteren en kijken zonder echt te weten waar het over gaat
B
gericht luisteren en kijken wachten op bepaalde informatie
C
gericht luisteren en kijken naar alles
Slide 18 - Quizvraag
Tijdens de ehbo-cursus wordt uitgelegd hoe je moet reanimeren
A
luisteren en kijken zonder echt te weten waar het over gaat
B
gericht luisteren en kijken wachten op bepaalde informatie
C
gericht luisteren en kijken naar alles
Slide 19 - Quizvraag
Slide 20 - Video
Welke 21 veranderingen zag jij?
Slide 21 - Tekstslide
Slide 22 - Video
Signaalwoorden
Signaalwoorden zijn woorden die verbanden binnen een (luister)tekst aangeven.
Voorbeeld:
omdat - dan weet je dat er daarna een reden of argument genoemd gaat worden
Leren: blz 208!
Slide 23 - Tekstslide
welke signaalwoorden ken je nog?
Slide 24 - Woordweb
opsomming
tegenstelling
reden/ argument
conclusie
kortom
ten eerste
omdat
want
dus
hoewel
vervolgens
echter
Slide 25 - Sleepvraag
Aan het werk!
Maak nu opdracht 2, blz 115
timer
1:00
Slide 26 - Tekstslide
Aan de slag
FIX - zie planning
Slide 27 - Tekstslide
1.1 gericht kijken en luisteren
20
Slide 28 - Tekstslide
Je mag driemaal hetzelfde cijfer gebruiken in een optelling waarvan de som twaalf is. Je mag het cijfer 4 niet gebruiken. Welk cijfer gebruik je?
Slide 29 - Open vraag
Programma van vandaag
* Bespreken huiswerk pagina 116 opdracht 3
* Gericht luisteren en kijken
* gericht kijken luisteren
* herhaling tekstverbanden
Planning
Doelen
Slide 30 - Tekstslide
Luisteren en Kijken
1.1 Gericht luisteren en kijken
Slide 31 - Tekstslide
Wat is het verschil tussen het onderwerp en de hoofdgedachte?
Slide 32 - Woordweb
Welke TEKSTDOELEN ken je?
Slide 33 - Open vraag
Tekst
Informeren
Activeren
Vermaken
Instrueren
Verkiezingsaffiche
Reclame-folder
Handleiding
Gedicht
Krantenartikel
Songtekst
Geboortekaartje
Slide 34 - Sleepvraag
Wat is de juiste volgorde van een tekstindeling?
A
Inleiding, middenstuk met tussenkopjes, slot
B
Inleiding, slot, middenstuk
C
Inleiding, middenstuk met eventueel tussenkopjes, slot
D
Titel, inleiding, middenstuk met eventueel tussenkopjes, slot
Slide 35 - Quizvraag
In een tekst over asieldieren beschrijft een schrijver zijn huisdieren, waarvan hij er 2 uit het asiel heeft gehaald en 1 niet. Vervolgens stelt hij zichzelf de vraag: "Zijn asieldieren leukere dieren dan " "niet-asieldieren?"
Op welke manier(en) heeft de schrijver de tekst ingeleid?
A
Beschrijving van de aanleiding + vragen stellen
B
Situatieschets + beschrijving van de aanleiding
C
Beschrijving van de aanleiding + een probleem
D
Situatieschets + vragen stellen
Slide 36 - Quizvraag
Aan het einde van een tekst staat: dus we gaan nooit meer met de auto op vakantie.
Welke manier van afsluiten heeft de schrijver hier gebruikt?
A
Samenvatting
B
Conclusie
C
Aanbeveling
D
Oplossing
Slide 37 - Quizvraag
Met welk tekstverband hebben we hier te maken?
Ik ben van mening dat we geen vlees meer moeten eten, maar mijn beste vriend denkt daar anders over.
A
Tegenstelling
B
Opsomming
C
Voorbeeld
D
Reden
Slide 38 - Quizvraag
Met welk tekstverband hebben we hier te maken?
Als jij mijn tas inpakt, koop ik onderweg iets lekkers voor je.
A
Volgorde van tijd
B
Opsomming
C
Voorwaarde
D
Voorbeeld
Slide 39 - Quizvraag
Met welk tekstverband hebben we hier te maken?
Mijn oom kwam in een lange file terecht. Daardoor kwam hij te laat op mijn bruiloft.
A
Oorzaak-gevolg
B
Tegenstelling
C
Opsomming
D
Voorbeeld
Slide 40 - Quizvraag
Met welk tekstverband hebben we hier te maken?
We begonnen met tien mensen, toen melden zich er nog eens tien. Nu is ons lokaal te klein.