In deze les zitten 38 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.
Lesduur is: 50 min
Onderdelen in deze les
Gericht kijken en luisteren
Functie van beeld
20
Slide 1 - Tekstslide
Er ligt een dode man in een grasveld met naast hem een pakketje. Als het pakketje open was geweest, dan was de man niet dood gegaan. Maar omdat het pakketje nog dicht is, is de man gestorven. Wat zit er in het pakketje?
Slide 2 - Open vraag
Luisteren en Kijken H1
Gericht luisteren en kijken (naar radio en televisie)
Slide 3 - Tekstslide
Gericht luisteren en kijken
Geen aandacht bij radio of tv? Dan vergeet je vaak wat er is gezegd. -> Je hebt geen doel
Als je echt bepaalde informatie wilt, dan zal je gerichter moeten kijken en luisteren.
Slide 4 - Tekstslide
Slide 5 - Video
Hoeveel passes heb je geteld?
Slide 6 - Open vraag
Ik heb de gorilla gezien....
Ja
Nee
Waar gaat dit over???
Slide 7 - Poll
Gericht luisteren en kijken
Luisteren doe je de hele dag - op verschillende manieren:
1) Soms luister en kijk je zonder echt te weten waar het over gaat
2) Soms luister en kijk je gericht waarbij je wacht op bepaalde informatie
3) Slechts een heel klein deel doe je aan: gericht luisteren en kijken naar alles
Slide 8 - Tekstslide
Gericht luisteren en kijken
Bedenk van tevoren wat je wilt weten.
Let altijd extra goed op het begin. Vaak hoor je dan waar de spreker het over gaat hebben en welke deelonderwerpen achtereenvolgens aan bod komen.
Let tijdens het luisteren op signaalwoorden. Deze woorden wijzen op belangrijke relaties in de (luister)tekst.
Let ook goed op het beeld bij programma’s van tv of internet. Beelden kunnen verduidelijken en geven extra informatie.
Slide 9 - Tekstslide
Quiz
Jullie gaan zo een quiz maken. Geef antwoord met je telefoon.
Bepaal bij elke vraag op welke manier je kijkt of luistert.
SUCCES!
Slide 10 - Tekstslide
Je wacht op het perron op je trein. Er wordt een wijziging omgeroepen.
A
luisteren en kijken zonder echt te weten waar het over gaat
B
gericht luisteren en kijken wachten op bepaalde informatie
C
gericht luisteren en kijken naar alles
Slide 11 - Quizvraag
Je krijgt instructie over de ontruiming van het gebouw
A
luisteren en kijken zonder echt te weten waar het over gaat
B
gericht luisteren en kijken wachten op bepaalde informatie
C
gericht luisteren en kijken naar alles
Slide 12 - Quizvraag
Je kijkt naar het journaal terwijl je de afwas doet
A
luisteren en kijken zonder echt te weten waar het over gaat
B
gericht luisteren en kijken wachten op bepaalde informatie
C
gericht luisteren en kijken naar alles
Slide 13 - Quizvraag
Je luistert naar het weerbericht voor Europa en je wilt weten wat voor weer het in Portugal wordt
A
luisteren en kijken zonder echt te weten waar het over gaat
B
gericht luisteren en kijken wachten op bepaalde informatie
C
gericht luisteren en kijken naar alles
Slide 14 - Quizvraag
Tijdens het maken van je huiswerk staat de televisie aan
A
luisteren en kijken zonder echt te weten waar het over gaat
B
gericht luisteren en kijken wachten op bepaalde informatie
C
gericht luisteren en kijken naar alles
Slide 15 - Quizvraag
De docent leest de data voor waarop jullie projectgroepen moeten presenteren
A
luisteren en kijken zonder echt te weten waar het over gaat
B
gericht luisteren en kijken wachten op bepaalde informatie
C
gericht luisteren en kijken naar alles
Slide 16 - Quizvraag
Tijdens de ehbo-cursus wordt uitgelegd hoe je moet reanimeren
A
luisteren en kijken zonder echt te weten waar het over gaat
B
gericht luisteren en kijken wachten op bepaalde informatie
C
gericht luisteren en kijken naar alles
Slide 17 - Quizvraag
Slide 18 - Video
welke signaalwoorden ken je nog?
Slide 19 - Woordweb
1.1 gericht kijken en luisteren
20
Slide 20 - Tekstslide
Je mag driemaal hetzelfde cijfer gebruiken in een optelling waarvan de som twaalf is. Je mag het cijfer 4 niet gebruiken. Welk cijfer gebruik je?
Slide 21 - Open vraag
Luisteren en Kijken (2)
Functie van beeld:
- Hoe haal ik informatie uit het beeld bij de tekst? - Hoe kan ik de functie(s) ervan benoemen?
Slide 22 - Tekstslide
Beeld is erg belangrijk, omdat het de aandacht van de luisteraar trekt. Beeld kan ook meer zeggen dan alleen de tekst.
Als er chaos ontstaat na een aardbeving, dan is dit duidelijker uit te leggen met beelden dan alleen met woorden.
Slide 23 - Tekstslide
Beeld kan verschillende functies hebben:
-> de informatie verduidelijken
-> extra informatie toevoegen
-> sfeer oproepen
Slide 24 - Tekstslide
Let ook op de personen die in beeld komen. Aan hun non-verbale gedrag (lichaamstaal) kun je afleiden wat zij precies bedoelen.
Voorbeelden van non-verbale signalen:
->hoe een spreker kijkt
->hoe hij staat
->hoe hij zijn handen gebruikt.
Slide 25 - Tekstslide
Let ook op de manier en toon waarop de persoon iets vertelt.
Voorbeelden van de manieren en tonen waarop iets wordt verteld:
->de gezichtsuitdrukking van de spreker
->de blik in de ogen van de spreker
->hoe hard iemand spreekt.
Slide 26 - Tekstslide
Slide 27 - Tekstslide
Wat is het verschil tussen het onderwerp en de hoofdgedachte?
Slide 28 - Woordweb
Welke TEKSTDOELEN ken je?
Slide 29 - Open vraag
Tekst
Informeren
Activeren
Vermaken
Instrueren
Verkiezingsaffiche
Reclame-folder
Handleiding
Gedicht
Krantenartikel
Songtekst
Geboortekaartje
Slide 30 - Sleepvraag
Wat is de juiste volgorde van een tekstindeling?
A
Inleiding, middenstuk met tussenkopjes, slot
B
Inleiding, slot, middenstuk
C
Inleiding, middenstuk met eventueel tussenkopjes, slot
D
Titel, inleiding, middenstuk met eventueel tussenkopjes, slot
Slide 31 - Quizvraag
In een tekst over asieldieren beschrijft een schrijver zijn huisdieren, waarvan hij er 2 uit het asiel heeft gehaald en 1 niet. Vervolgens stelt hij zichzelf de vraag: "Zijn asieldieren leukere dieren dan " "niet-asieldieren?"
Op welke manier(en) heeft de schrijver de tekst ingeleid?
A
Beschrijving van de aanleiding + vragen stellen
B
Situatieschets + beschrijving van de aanleiding
C
Beschrijving van de aanleiding + een probleem
D
Situatieschets + vragen stellen
Slide 32 - Quizvraag
Aan het einde van een tekst staat: dus we gaan nooit meer met de auto op vakantie.
Welke manier van afsluiten heeft de schrijver hier gebruikt?
A
Samenvatting
B
Conclusie
C
Aanbeveling
D
Oplossing
Slide 33 - Quizvraag
Met welk tekstverband hebben we hier te maken?
Ik ben van mening dat we geen vlees meer moeten eten, maar mijn beste vriend denkt daar anders over.
A
Tegenstelling
B
Opsomming
C
Voorbeeld
D
Reden
Slide 34 - Quizvraag
Met welk tekstverband hebben we hier te maken?
Als jij mijn tas inpakt, koop ik onderweg iets lekkers voor je.
A
Volgorde van tijd
B
Opsomming
C
Voorwaarde
D
Voorbeeld
Slide 35 - Quizvraag
Met welk tekstverband hebben we hier te maken?
Mijn oom kwam in een lange file terecht. Daardoor kwam hij te laat op mijn bruiloft.
A
Oorzaak-gevolg
B
Tegenstelling
C
Opsomming
D
Voorbeeld
Slide 36 - Quizvraag
Met welk tekstverband hebben we hier te maken?
We begonnen met tien mensen, toen melden zich er nog eens tien. Nu is ons lokaal te klein.