Tekstverbanden en signaalwoorden

Tekstverbanden en signaalwoorden
1 / 33
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Tekstverbanden en signaalwoorden

Slide 1 - Tekstslide

Zinnen staan in een tekst altijd met elkaar in verband.
Zinnen die bij elkaar horen, vormen samen een alinea. Ook alinea's kunnen bij elkaar horen en vormen dan samen een deelonderwerp. Tussen alinea's onderling zitten bepaalde verbanden die je vaak kan herkennen aan signaalwoorden
Het herkennen van deze signaalwoorden helpt je bij het begrijpen van een tekst.

Slide 2 - Tekstslide

Lesdoelen
  • Aan het einde van de les weet je wat een tekstverband is.
  • Aan het einde van de les weet je wat signaalwoorden zijn.
  • Aan het einde van de les ken je de signaalwoorden bij de tekstverbanden.

Slide 3 - Tekstslide

Tekstverbanden

Tussen woorden, zinnen en alinea's bestaat een verband. Dit noemen we een tekstverband.
Zonder tekstverbanden is je tekst niet 'stevig'.

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Middel-doelverband
A
We hebben eerst een taart gebakken en daarna buiten gespeeld.
B
Om er voor te zorgen dat iedereen er bij kan zijn, houden we het feest op zaterdag.
C
Gisteren was ik heel erg moe, daarom heb ik tot 12:00 uur uitgeslapen.
D
Deze kerstvakantie ben ik naar Duitsland geweest. We hebben veel gegeten en gewandeld. Kortom, het was de beste kerstvakantie ooit!

Slide 6 - Quizvraag


Vergelijkend verband
A
Ik wil net als mijn vader later piloot worden!
B
Morgen ben ik jarig en ga ik zwemmen . Daarna gaan we frietjes eten.
C
Ik heb geen zin in het weekend, want ik moet huiswerk maken.
D
Ik ben eet vegetarisch, omdat ik een dierenvriend ben.

Slide 7 - Quizvraag

Wat is een opsommend verband?
A
Ik heb een hond, een kat en drie vogels als huisdier.
B
Op zaterdag heb ik een voetbalwedstrijd en op zondag ga ik naar de stad met vrienden. Al met al heb ik een druk weekend.
C
Ik woon in een groot huis.
D
Witte bonen in tomatensaus lust ik niet evenals gekookte wortels, die lust ik ook niet.

Slide 8 - Quizvraag

Welk tekstverband herken je?

'Kortom, dit was de herhaling over tekstverbanden en signaalwoorden.'
A
Doel-middelverband
B
Vergelijkend verband
C
Samenvattend verband
D
Concluderend verband

Slide 9 - Quizvraag

Wat is een tegenstellend verband?
A
Het regent buiten, maar ik wil toch gaan wandelen.
B
Om die reden is hij mijn minst favoriete docent.
C
Voor mijn opstel zal ik vast wel een voldoende halen, mits ik de signaalwoorden goed gebruik.
D
Niemand heeft zijn huiswerk gemaakt, dus de docent moet de deadline voor het opstel maar even uitstellen.

Slide 10 - Quizvraag

Wat is een voorbeeld van een verbandoorzaak-gevolg ?
A
De kat sprong uit het raam, waarna hij op vier poten landde en meteen wegrende.
B
In het weekend maak ik nooit huiswerk. Ik doe dan alleen leuke dingen, zoals afspreken met vrienden, gamen en boeken lezen.
C
Vroeger hield ik niet van spruitjes, maar intussen ben ik er dol op.
D
Doordat het regende, werd de straat glad.

Slide 11 - Quizvraag

Hoe kan je een chronologisch tekstverband herkennen?
A
Door signaalwoorden te herkennen zoals 'eerst', 'toen', 'daarna'
B
Door te letten op de letterlijke betekenis van de tekst
C
Door te letten op de mening van de schrijver
D
Door te letten op de emoties van de hoofdpersoon

Slide 12 - Quizvraag

Welk tekstverband wordt gebruikt in een tekstfragment dat verschillende aspecten van een onderwerp benoemt?
A
Vergelijkend verband
B
Tegenstellend verband
C
Opsommend verband
D
Concluderend verband

Slide 13 - Quizvraag

In welke zin wijzen de signaalwoorden
op een volgorde in tijd?
A
Ik wil langskomen. Ik heb echter geen tijd.
B
Eerst ga ik sporten, daarna kom ik langs.
C
Ik heb tijd om langs te komen en ook veel zin.
D
Ik kom langs, omdat ik daar veel zin in heb.

Slide 14 - Quizvraag

Op welk tekstverband wijzen de
signaalwoorden 'daardoor' en 'zodat'?
A
oorzaak-gevolg
B
opsomming
C
conclusie
D
tegenstelling

Slide 15 - Quizvraag

Op welk tekstverband wijzen de
signaalwoorden 'want' en 'omdat'?
A
opsomming
B
conclusie
C
tegenstelling
D
reden

Slide 16 - Quizvraag

Op welk tekstverband wijzen de
signaalwoorden 'maar', 'toch' en 'echter'?
A
opsomming
B
tegenstelling
C
reden
D
conclusie

Slide 17 - Quizvraag

Welk signaalwoord hoort bij het zinsverband CONCLUSIE?
A
zodat
B
alles overziend
C
met dat doel
D
daarentegen

Slide 18 - Quizvraag

Signaalwoord
Geen signaalwoord

maar

   aan

worden 


 want

Hoewel

  slecht

Slide 19 - Sleepvraag

Signaalwoorden 
van voorbeeld
Signaalwoorden 
van voorwaarde
Signaalwoorden van opsomming
Signaalwoorden van samenvatting
Signaalwoorden van oorzaak&gevolg
Signaalwoorden van tegenstelling
Signaalwoorden van tijd
Signaalwoorden van conclusie
dus
vervolgens
echter
omdat
kortom
ten tweede
mits
bijvoorbeeld
als
zoals
al met al
vervolgens
hierdoor
want
maar
daarentegen
ook

Slide 20 - Sleepvraag

Lees de tekst en beantwoord daarna vragen

Slide 21 - Tekstslide


 Welke twee signaalwoorden zitten er in zin 2?
A
ze - aan
B
aan - met
C
toen - haal
D
eerst - toen

Slide 22 - Quizvraag


  Om welk tekstverband gaat het in zin 2?
A
volgorde in tijd
B
opsomming
C
reden
D
conclusie

Slide 23 - Quizvraag

Lees de tekst

Slide 24 - Tekstslide

Signaalwoord
Geen signaalwoord
 
   ook

   aan

  word

   zo

  door

  slecht

Slide 25 - Sleepvraag

Tekstverband = uitleg
Tekstverband = opsomming
Tekstverband = tegenstelling
 
   ook

  bijvoorbeeld

    zo

    maar

Slide 26 - Sleepvraag

In twee- of drietallen
1. Schrijf een zin in je schrift met een opsommend tekstverband

2. Schrijf een zin in je schrift met een samenvattend tekstverband

3. Schrijf een zin in je schrift met een tegenstellend tekstverband

4. Schrijf een zin in je schrift met een chronologisch tekstverband

5. Schrijf een zin in je schrift met een toelichtend tekstverband

We bespreken de antwoorden na 10 minuten met onderling. 
timer
10:00

Slide 27 - Tekstslide

Slide 28 - Link

Slide 29 - Link

Slide 30 - Link

Slide 31 - Link

Toets

Slide 32 - Tekstslide

Slide 33 - Link