12-1 H2D Herhaling woordsoorten + zelfstandig ww & hww

Pak je leesboek
Leg Nieuw Nederlands boek + schrift op tafel

1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Pak je leesboek
Leg Nieuw Nederlands boek + schrift op tafel

Slide 1 - Tekstslide

Vandaag
  1. 10 minuutjes lezen
  2. Lesdoel
  3. Uitleg: zelfstandig werkwoord & hulpwerkwoord
  4. Aan de slag!
  5. Huiswerk & Taalvout

Slide 2 - Tekstslide

Chill: 10 minuutjes lezen!

Slide 3 - Tekstslide

Toetsweek
Grammatica:

- Zinsdelen: hf. 1, 2 en 3.
Blz. 26 t/m 28, 
Blz. 68 t/m 69 ,
Blz. 110 t/m 112.

- Woordsoorten: hf. 1.
Blz. 29 t/m 31.

Slide 4 - Tekstslide

Lesdoel:
  • Je kent de woordsoorten van leerjaar 1.

  • Je weet wat zelfstandig werkwoorden en hulpwerkwoorden zijn.

Slide 5 - Tekstslide

Woordsoorten lj 1
  • Zelfstandig naamwoord
  • Lidwoord (bepaald & onbepaald)
  • Bijvoeglijk naamwoord
  • Werkwoord
  • Aanwijzend voornaamwoord
  • Vragend voornaamwoord
  • Voorzetsel
  • Bijwoord

Slide 6 - Tekstslide

Zelfstandig werkwoord
Wanneer een werkwoord de handeling / actie aangeeft, 
spreek je van een zelfstandig werkwoord (zww).


Er staat altijd maar één zelfstandig werkwoord in een zin.

Slide 7 - Tekstslide

Voorbeeld

voorbeeld

1. Mijn vader heeft het hek geschilderd.


Wat is de actie?

zww --> 



Slide 8 - Tekstslide

Voorbeeld


1. Mijn vader heeft het hek geschilderd.


Wat is de actie?

zww --> geschilderd


Andere werkwoorden in de zin?



Slide 9 - Tekstslide

Voorbeeld


1. Mijn vader heeft het hek geschilderd.


Wat is de actie?

zww --> geschilderd


Andere werkwoorden in de zin?  --> hww = heeft



Slide 10 - Tekstslide

Hulpwerkwoord
Wanneer een werkwoord geen handeling aangeeft, spreek je van een hulpwerkwoord (hww). Dit werkwoord helpt het belangrijkste werkwoord.

Je past de verdwijnproef toe en het werkwoord dat overblijft, is het zelfstandig werkwoord. De verdwenen werkwoorden zijn hulpwerkwoorden.

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Video

Voorbeeld
Ik zou naar huis moeten lopen.

Wat is de actie? 
zww --> 

Slide 13 - Tekstslide

Voorbeeld
Ik zou naar huis moeten lopen.

Wat is de actie? 
zww --> lopen

Andere werkwoorden in de zin? --> hww

Slide 14 - Tekstslide

Voorbeeld
Ik zou naar huis moeten lopen.

Wat is de actie? 
zww --> lopen

Andere werkwoorden in de zin? --> hww = zou, moeten

Slide 15 - Tekstslide

Voorbeeld verdwijntruc
Ik zou naar huis moeten lopen.

Ik zou naar huis lopen

Ik loop --> dit is de actie, dus het zww!

Slide 16 - Tekstslide

Hij fietst naar school.
fietst=
A
zelfstandig werkwoord
B
koppelwerkwoord
C
hulpwerkwoord

Slide 17 - Quizvraag


Ineke gaat naar de stad.
Gaat = ?
A
zelfstandig werkwoord
B
koppelwerkwoord
C
hulpwerkwoord

Slide 18 - Quizvraag


Heeft de politie van alle gasten vingerafdrukken genomen?
Heeft = ?
A
zelfstandig werkwoord
B
koppelwerkwoord
C
hulpwerkwoord

Slide 19 - Quizvraag


Wat zouden zulke jongens eigenlijk aan die mensen vertellen?
Vertellen = ?
A
zelfstandig werkwoord
B
koppelwerkwoord
C
hulpwerkwoord

Slide 20 - Quizvraag


Tijdens zo'n boeiende les blijken de leerlingen nauwelijks te kletsen.
blijken = ?
A
zelfstandig werkwoord
B
koppelwerkwoord
C
hulpwerkwoord

Slide 21 - Quizvraag

Maak een zin met één
hulpwerkwoord en
een zelfstandig werkwoord.

Slide 22 - Open vraag

Aan de slag!

Grammatica Woordsoorten:
Theorie: bestudeer blz. 29 'Overzicht woordsoorten' en blz. 30 'Zelfstandig werkwoord en hulpwerkwoord'. 
Maken: opdrachten 1  t/m 5 blz. 29 en 30.


Eerste 10 minuten in stilte werken. Daarna mag overleggen op fluistertoon!
timer
10:00

Slide 23 - Tekstslide

Lesdoel:
  • Je kent de woordsoorten van leerjaar 1.

  • Je weet wat zelfstandig werkwoorden en hulpwerkwoorden zijn.

Slide 24 - Tekstslide

Lesdoel behaald?
Ja/ nee/ gedeeltelijk, want......

Slide 25 - Open vraag

Huiswerk & TaalVout


Grammatica Woordsoorten:
Theorie: bestudeer blz. 29 'Overzicht woordsoorten' en blz. 30 'Zelfstandig werkwoord en hulpwerkwoord'.

Maken: opdrachten 1 t/m 5 blz. 29 en 30.

Slide 26 - Tekstslide