Taaldilemma's en betoog havo 1-jarig

Taaldilemma's en betoog
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

In deze les zitten 21 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 90 min

Onderdelen in deze les

Taaldilemma's en betoog

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we vandaag doen?
Lezen in je leesboek SE4.
Oefenen met het schrijven van de inleiding van een betoog SE3.
Werken aan je taalvaardigheid (stijl) SE3/CE door opdrachten te maken uit Vlekkeloos Nederlands.



Slide 2 - Tekstslide

timer
20:00
Literatuurlijst: maandag 31 januari 2024 inleveren
Denk aan Ventoux! Start: 29 januari 2024

Slide 3 - Tekstslide

Uitnodiging SE2: 18/01/2024
Op achternaam kijken!

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Link

Het betoog
Wat schrijf je in de inleiding van een betoog?
  • Aandachtstrekker
  • Introductie van het onderwerp
  • Stelling

  • Je krijgt een betoog van een klasgenoot. Hoe is de inleiding geschreven? Staat alles erin? Zo nee, wat mis je?

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Schrijf een goede inleiding voor een betoog over...





Lever je inleiding in. We gaan straks de inleidingen bespreken.
Ga verder met Vlekkeloos Nederlands, test............

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Weet je ze nog?
(in)congruentie
inversie
contaminatie
tautologie
dubbele ontkenning
pleonasme

Slide 10 - Tekstslide

Pleonasme


  • Eigenschap noemen die datgene altijd heeft.

  • Witte sneeuw
  • Ronde cirkel

Slide 11 - Tekstslide

Tautologie

Je noemt een aantal keer woorden met dezelfde betekenis (synoniemen)


  • Klimmen en klauteren
  • Schots en scheef
  • Maar echter

Slide 12 - Tekstslide

Dubbele ontkenning
  • Er staan twee ontkennende woorden bij elkaar.
  • Ik heb nooit geen zin.
  • Ik heb nergens niemand gezien.

Slide 13 - Tekstslide

Congruentiefout
  • Congruentiefout 
  • De persoonsvorm en het onderwerp van een zin zijn op elkaar afgestemd. Dit heet congruentie. 
  • Gebruik je een enkelvoudige persoonsvorm bij een meervoudig onderwerp, dan maak je een congruentiefout.

  • De media maakt/maken 
  • De groep leerlingen werd/werden 

Slide 14 - Tekstslide

Inversie
  • Inversie betekent omkeren.

  • onjuiste inversie = verkeerd omkeren
  • ...van de persoonsvorm en het onderwerp van een zin.



Slide 15 - Tekstslide

Onjuiste inversie 
  • Inversie: 
  • Morgen geef ik een feestje. 
  • Gisteren kreeg ik een bestelling en zal ik morgen afleveren.
  • In nevengeschikte zinnen is soms sprake van onjuiste inversie.
  • Wat zijn nevengeschikte zinnen?  
  • Samengestelde zinnen: en-maar-want-dus-of

Slide 16 - Tekstslide

Contaminatie
Woorden of uitdrukkingen door elkaar halen.
  • Ik irriteer me aan-> 
  • Ik erger me aan / het irriteert mij
  • de prijs is duur-> 
  • de prijs is hoog / het is duur
  • nachecken->
  • nakijken / checken

Slide 17 - Tekstslide

Aan de slag met Vlekkeloos Nederlands
H4 Stijl, blz. 96

4.11, 4.12, 4.13.5 Pleonasme, Tautologie, Dubbele ontkenning
Lezen: H4.11 - 4.13
Maken: Test 24 (blz. 126)
4.6, 4.9, 4.10 Inversie, (In)congruentie, Contaminatie
Lezen: H4.6 - 4.10
Maken: Test 17, 22, 23 (blz. 123 en verder)


timer
30:00

Slide 18 - Tekstslide

Wat heb je geleerd vandaag?

Slide 20 - Tekstslide

Mogelijke argumenten voor
Oorspronkelijk: verschil tussen rijke en arme kinderen kleiner te maken
Kinderen minder worden gepest om hun uiterlijk
Verschillen tussen sociale klassen minder zichtbaar
Goed voor het groepsgevoel 
Makkelijk/praktisch, want je bent ’s ochtends geen tijd kwijt met het zoeken naar een juiste outfit voor de dag. 

Slide 21 - Tekstslide