2T 8.1 Geluid Maken en Horen

Paragraaf 8.1 - Geluid maken en horen
1 / 32
volgende
Slide 1: Tekstslide
NatuurkundeMiddelbare schoolvmbo t, mavoLeerjaar 2

In deze les zitten 32 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Paragraaf 8.1 - Geluid maken en horen

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen 
8.1.1 Je kunt een aantal geluidsbronnen noemen.
8.1.2 Je kunt uitleggen hoe het geluid van een luidspreker zich verspreidt tot je oren het geluid opvangen.
8.1.3 Je kunt uitleggen wat een tussenstof is.
8.1.4 Je kunt de geluidssnelheid in lucht van 20 °C noemen.
8.1.5 Je kunt beschrijven hoe je geluid hoort.

Slide 2 - Tekstslide

Introductie
In de natuur kun je allerlei geluiden horen, bijvoorbeeld het rommelen van de donder, het
ruisen van de zee en het fluiten van vogels. Ook mensen veroorzaken geluid. Ze praten,
zingen, schreeuwen, maken muziek, rijden in auto’s, steken vuurwerk af enzovoort.

Slide 3 - Tekstslide

Wat is geluid?
Geluid is een trilling
als je praat, trillen je stembanden
In dat geval zijn jou stembanden een geluidsbron
Een geluidsbron  is een plek waar de trilling, oftewel het geluid vandaan komt

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Video

Trillingen
Geluid ontstaat als een geluidsbron trillingen veroorzaakt.
• Bij je stem zijn het de stembanden die trillen.
• Bij een luidspreker is het de conus die trilt.
• Bij een gitaar zijn het de snaren die trillen.

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Video

Van de geluidsbron naar je oren
In afbeelding 2 is getekend hoe het geluid van een luidspreker zich verspreidt. De conus van de luidspreker beweegt snel heen en weer. Als de conus naar buiten gaat, wordt de lucht rond de conus een klein beetje samengeperst. Als de conus naar binnen gaat, wordt de lucht iets ‘verdund’. Daardoor verandert de luchtdruk steeds een klein beetje en gaat de lucht in alle richtingen trillen.

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Link

Slide 11 - Link

De tussenstof
Je kunt een geluid alleen horen als er een tussenstof is: een stof waardoor de trillingen zich kunnen verplaatsen van de geluidsbron naar je oren. Meestal is lucht de tussenstof. Maar geluid kan zich ook verplaatsen door een vloeistof of een vaste stof (zoals metaal). Het geluid van je stem hoor je bijvoorbeeld niet alleen ‘buitenom’ (via de lucht), maar ook ‘binnendoor’ (via de botten van je schedel).

Slide 12 - Tekstslide

Hoe horen wij?
In ons oor zit een trommelvlies
Dit vlies begint te trillen als er via de lucht trillingen binnen komen die van uit de geluidsbron worden verzonden
De stof tusssen ons trommelvlies en de geluidsbron wordt de tussenstof  genoemd.

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

De geluidssnelheid
Geluid heeft tijd nodig om zich door een stof te verplaatsen. Je merkt dit bijvoorbeeld als het onweert. Het licht van de bliksem gaat veel sneller dan het geluid. Daardoor hoor je de donder pas als je de bliksem al gezien hebt. Hoe snel het geluid zich verplaatst, verschilt van stof tot stof. De geluidssnelheid in lucht is ongeveer 340 meter per seconde (ongeveer 1225 km/h).

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Video

Als de conus van een luidspreker naar buiten gaat, wordt de lucht rond de conus:.......................
A
een klein beetje verdund.
B
heel erg verdund.
C
een klein beetje samengeperst.
D
heel erg samengeperst.

Slide 17 - Quizvraag

Welk voorwerp is geen geluidsbron?
A
een deurbel
B
een gitaar
C
een motor
D
een oor

Slide 18 - Quizvraag

Een geluidsbron:
A
is een stof waardoor trillingen zich verplaatsen.
B
vangt trillingen van de lucht op.
C
veroorzaakt trillingen in de lucht.
D
zet trillende lucht om in geluid.

Slide 19 - Quizvraag

Met twee blikjes en een touwtje kun je een ‘telefoon’ maken. Als het touwtje strak gespannen wordt, kun je met elkaar praten via de blikjes. Door welke tussenstof verplaatst het geluid zich dan?

Slide 20 - Open vraag

Kruis de geluidsbronnen aan.
A
een radio die aan staat
B
een pratende man
C
een snaar van een gitaar
D
een bliksemschicht die inslaat

Slide 21 - Quizvraag

Kies onder ieder woord de omschrijving die er het beste bij past.
luidspreker
lucht
microfoon
Geluidsbron
Tussenstof
Ontvanger

Slide 22 - Sleepvraag

Geluidsbron
Tussenstof
Trilling
Vul het ontbrekende woord in. 
Je kunt het geluid van een geluidsbron alleen horen 
als er een                                   is tussen de geluidsbron 
en je oren.

Slide 23 - Sleepvraag

Eliza zwemt onder water. De badmeester fluit hard op zijn fluit. Eliza hoort de fluit. 
Geef aan door welke twee tussenstoffen het geluid achtereenvolgens gaat vanaf de fluit tot aan het oor van Eliza. 
Het geluid verplaatst zich eerst door                      en dan door  
  
 
.
Water
Lucht

Slide 24 - Sleepvraag

De tijd die geluid nodig heeft om zich te verplaatsen door lucht hangt af van de geluidssnelheid.
Vul de juiste eenheid in bij de geluidssnelheid in lucht.
De geluidssnelheid in lucht is 340

Slide 25 - Open vraag

Als het onweert, dan zie je eerst de bliksem. Later hoor je de donder.
Vul de juiste woorden in.
Je ziet de bliksem voordat je de donder hoort, omdat de snelheid van het licht …...……………….de geluidssnelheid.

Slide 26 - Open vraag

De tijd die geluid nodig heeft om zich door lucht te verplaatsen, hangt af van de geluidssnelheid.
Vul de juiste geluidssnelheid in lucht in.
De geluidssnelheid in lucht is ………………..m/s. Vul een getal in.

Slide 27 - Open vraag

Als het onweert, dan zie je eerst de bliksem. Later hoor je de donder.
Kruis de juiste bewering aan.
A
De geluidsnelheid en de snelheid van het licht zijn even groot
B
De geluidsnelheid is groter dan de snelheid van het licht.
C
De geluidsnelheid is kleiner dan de snelheid van het licht.

Slide 28 - Quizvraag

Waar kan geluid zich niet doorheen bewegen?
A
Lucht
B
Water
C
Beton
D
Vacuüm

Slide 29 - Quizvraag

Wat hebben jullie geleerd van deze les?

Slide 30 - Open vraag

Leerdoelen 
8.1.1 Je kunt een aantal geluidsbronnen noemen.
8.1.2 Je kunt uitleggen hoe het geluid van een luidspreker zich verspreidt tot je oren het geluid opvangen.
8.1.3 Je kunt uitleggen wat een tussenstof is.
8.1.4 Je kunt de geluidssnelheid in lucht van 20 °C noemen.
8.1.5 Je kunt beschrijven hoe je geluid hoort.

Slide 31 - Tekstslide

Opdrachten maken
Wat: lees paragraaf 8.1 en maak de online opdrachten

Hoe: ieder voor zichzelf, maar je mag overleggen in je groepje
Opdrachten af: maakt Test jezelf

Slide 32 - Tekstslide