3H herhaling Lezen blok 1 t/m 3 Op NIveau

Leesvaardigheid
Herhaling blok 1 t/m 3
vaste onderdelen van een tekst
tekstverbanden en signaalwoorden
functies van tekstgedeelten
tekststructuren 


1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Leesvaardigheid
Herhaling blok 1 t/m 3
vaste onderdelen van een tekst
tekstverbanden en signaalwoorden
functies van tekstgedeelten
tekststructuren 


Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

timer
2:00
Inleiding
slot
middenstuk
1 à 2 alinea's
conclusie
een of meerdere vragen stellen
aanleiding vertellen
onderwerp aankondigen
functie is aandacht treken
functie: opbouw/tekststructuur vertellen
functie: hoofgedachte uitwerken
functie: deelonderwerpen bespreken
samenhang door verbindingsmanieren
samenvatting
meerdere alinea's
functie: tekst afsluiten
oproep doen
aanbeveling maken

Slide 2 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

In welk deel van de tekst verwacht je onderstaande zinnen?
timer
2:00
Inleiding
Middenstuk
Slot
En daarom is het verstandig om gezond en afwisselend te eten.
Gezonde voeding zorgt tevens voor een goede spijsvertering.
Het mag duidelijk zijn: gezonde en afwisselende voeding is van levensbelang.
Weten we wel wat gezonde voeding is? Weten we hoe we voor afwisseling kunnen zorgen?
Steeds vaker horen, zien en lezen we dat voeding een grote invloed heeft op onze gezondheid.
Een evenwichtig voedingspatroon is echter geen garantie voor een goede gezondheid. 

Slide 3 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

     informeren                                                            overtuigen                       

                                                                                                                               

  
Het is de bedoeling dat als lezer iets gaat doen.
Nieuwsbericht in de krant of een tekst in een leerboek.
Dit zie je soms bij een recensie van een boek, maar het kan ook overtuigend zijn!
timer
1:00
beschouwen
activeren
Feitelijke informatie en objectief
Voor- en tegenargumenten bij een stelling.
Je herkent vaak een duidelijk standpunt van de schrijver.
column in de krant
reclame

Slide 4 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Tekstopbouw
  • groot - inleiding, kern, slot
  • klein - inzoomen op alinea's  en tekstdelen
  • Alinea's zorgen voor  samenhang (verwijs- en signaalwoorden, herhaling of aankondigende zinnen)
  • Functiewoorden: wat is het doel van een alinea? Voorbeeld, argument, gevolg, conclusie etc.
  • Signaalwoorden: geven een soort verband aan. Zorgen voor tekstbegrip.

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Ken je de signaalwoorden nog?



Theorie: functies


functies en tekstverbanden herkennen



Check
Je kent de signaalwoorden en tekstverbanden om voor samenhang te zorgen; (herhaling)

Je kent functies van tekstgedeelten;

Je kunt tekstverbanden en functies benoemen.

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Sleep de signaalwoorden naar de bijbehorende tekstverbanden.
Let op: leer de tekstverbanden goed 
uitspraak-opsomming
uitspraak-tegenstelling

middel-doel
oorzaak-gevolg
uitspraak-voorbeeld
uitspraak-reden
uitspraak-voorwaarde
een andere
hoewel
waarmee
hierdoor
bijvoorbeeld
tenzij
namelijk
want
als
toch
daarnaast
zoals bij
zodat
door middel van
echter
indien

Slide 7 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Functies
Als je weet wat de functie van een tekstgedeelte is, begrijp je de tekst beter.
Ieder tekstgedeelte heeft een eigen functie in de tekst.
Signaalwoorden helpen je om de functie te bepalen.
Vaak hebben teksten een vaste structuur.

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

0

Slide 9 - Video

Deze slide heeft geen instructies

neem deze theorie nog even goed door (blz. 126)
Lees deze theorie nu nog een keer (blz. 126)

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 11 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Waarom tekststructuren?
  • Tekststructuur is de opbouw van een tekst.
  • Veel teksten zijn opgebouwd volgens een vaste structuur.
  • Je begrijpt de tekst er beter door.

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Probleem-en-oplossingstructuur
een beschrijving van een probleem 

beschrijving van oorzaken, gevolgen en oplossingen van het probleem
een afweging
aanbeveling
de beste oplossing
info
Een tekst met een probleem-en-oplossingstructuur is meestal een betoog. De auteur beschrijft in de inleiding het probleem, in het middenstuk presenteert hij een of meer oplossingen en in het slotgedeelte geeft hij aan op welke manier het probleem het beste kan worden opgelost.
De hoofdvraag is: op welke manier(en) kan het probleem worden opgelost?

Slide 13 - Tekstslide

Een tekst met een probleem-en-oplossingstructuur is meestal een betoog. De auteur beschrijft in de inleiding het probleem, in het middenstuk presenteert hij een of meer  oplossingen en in het slotgedeelte geeft hij aan op welke manier het probleem het beste  kan worden opgelost. 
De hoofdvraag is: op welke manier(en) kan het probleem worden opgelost?
Als de schrijver alleen mogelijke oplossingen geeft, heb je te maken met een uiteenzetting of een beschouwing.
Geeft de schrijver ook aan wat de beste oplossing is, dan heb je te maken met een betoog.

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Verschijnsel-en-verklaringsstructuur
bepaald verschijnsel
Verschillende verklaringen:
kenmerken, voorbeelden, verklaring(en), oorzaken, reden(en)
samenvatting
aanbeveling
de beste verklaring

Slide 15 - Tekstslide

Bij de verschijnsel-en-verklaringstructuur bespreekt de schrijver in de inleiding een
bepaald verschijnsel. In het middenstuk somt hij mogelijke verklaringen op. Als het om een negatief verschijnsel gaat, noemt hij ook vaak oplossingen. Het slot bevat een
samenvatting of een aanbeveling.
De hoofdvraag is: welke verklaringen zijn er voor dit verschijnsel te geven?
Als de schrijver alleen verklaringen opsomt, heb je te maken met een uiteenzetting of een beschouwing.
Kiest de schrijver duidelijk voor een verklaring, of geeft hij ook oplossingen, dan heb je te maken met een betoog.

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Verschijnsel-en-besprekingstructuur
bepaald verschijnsel
bespreking van verschillende kanten van het verschijnsel. M.a.w.: zowel de positieve als negatieve kanten worden besproken
samenvatting

Slide 17 - Tekstslide

In een tekst met de verschijnsel-en-besprekingsstructuur noemt de schrijver in de inleiding een verschijnsel. In het middenstuk onderscheidt en beschrijft hij allerlei aspecten van dit verschijnsel. Het slot bevat meestal een samenvatting. 
De hoofdvraag is: welke aspecten kent dit verschijnsel?
Een tekst met een verschijnsel-en-besprekingstructuur is vrijwel altijd een uiteenzetting of een beschouwing.

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voordelen-en-nadelenstructuur
een probleem of verschijnsel

voor- en nadelen van het probleem of het verschijnsel
een conclusie en/of samenvatting
info
Een tekst met een probleem-en-oplossingstructuur is meestal een betoog. De auteur beschrijft in de inleiding het probleem, in het middenstuk presenteert hij een of meer oplossingen en in het slotgedeelte geeft hij aan op welke manier het probleem het beste kan worden opgelost.
De hoofdvraag is: op welke manier(en) kan het probleem worden opgelost?

Slide 19 - Tekstslide

Een tekst met een probleem-en-oplossingstructuur is meestal een betoog. De auteur beschrijft in de inleiding het probleem, in het middenstuk presenteert hij een of meer  oplossingen en in het slotgedeelte geeft hij aan op welke manier het probleem het beste  kan worden opgelost. 
De hoofdvraag is: op welke manier(en) kan het probleem worden opgelost?
Als de schrijver alleen mogelijke oplossingen geeft, heb je te maken met een uiteenzetting of een beschouwing.
Geeft de schrijver ook aan wat de beste oplossing is, dan heb je te maken met een betoog.
Voorbeeld
Inleiding                              Een baantje naast je schoolwerk.
Middenstuk       Voordelen  - geld
                                            - afwisseling
                                            - mensenkennis
                          Nadelen     - tijdgebrek
                                            - minder aandacht voor studie
Slot                    Conclusie  Voordelen wegen zwaarder dan
                                            de nadelen.


 

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

bewering-en-argumentstructuur
een bewering

argumenten
een conclusie 
info
Een tekst met een probleem-en-oplossingstructuur is meestal een betoog. De auteur beschrijft in de inleiding het probleem, in het middenstuk presenteert hij een of meer oplossingen en in het slotgedeelte geeft hij aan op welke manier het probleem het beste kan worden opgelost.
De hoofdvraag is: op welke manier(en) kan het probleem worden opgelost?

Slide 21 - Tekstslide

Een tekst met een probleem-en-oplossingstructuur is meestal een betoog. De auteur beschrijft in de inleiding het probleem, in het middenstuk presenteert hij een of meer  oplossingen en in het slotgedeelte geeft hij aan op welke manier het probleem het beste  kan worden opgelost. 
De hoofdvraag is: op welke manier(en) kan het probleem worden opgelost?
Als de schrijver alleen mogelijke oplossingen geeft, heb je te maken met een uiteenzetting of een beschouwing.
Geeft de schrijver ook aan wat de beste oplossing is, dan heb je te maken met een betoog.
Voorbeeld
Inleiding                              Bij de bouw van nieuwe scholen wordt te
                                            weinig rekening gehouden met de wensen
                                            van leerlingen.
Middenstuk                         - er zijn alleen van die massakantines
                                            - er zijn geen gezellige hoekjes
                                            - er is te weinig ruimte voor sport en spel
                                            - het meubilair is niet voldoende aangepast
                                              aan de leerling
Slot                                      Zoals je ziet is er onvoldoende rekening gehouden met de
                                            wensen van leerlingen. Dat moet anders.
                                         

 

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Een tekst kan altijd maar één tekststructuur hebben.
A
waar
B
niet waar

Slide 23 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Als je een tekststructuur in de tekst herkent, weet je ook tot welke tekstsoort deze behoort.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 24 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


Welke tekststructuur kun je bij een uiteenzetting én bij een beschouwende tekst gebruiken?
A
verschijnsel-en-besprekingstructuur
B
verschijnsel-en-verklaringstructuur
C
probleem-en-oplossingstructuur

Slide 25 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke tekststructuur past het beste bij het volgende onderwerp?
Gebruik van mobieltjes in de les.
A
probleem-en-oplossingstructuur
B
verschijnsel-en-verklaringstructuur
C
verschijnsel-en-besprekingstructuur

Slide 26 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke tekststructuur past het beste bij het volgende onderwerp?
Toenemend aantal verkeersdoden in Nederland.
A
Probleem-en-oplossingstructuur
B
verschijnsel-en-verklaringstructuur
C
verschijnsel-en-besprekingstructuur

Slide 27 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke tekststructuur hierbij?
Voorlichting op school vermindert alcoholgebruik door jongeren.
A
probleem-en-oplossingstructuur
B
verschijnsel-en-verklaringstructuur
C
verschijnsel-en-besprekingstructuur

Slide 28 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies