1HV H3 P4 Kansen voor Gambia

Inzoomen op Teheran
Kansen voor Gambia
1HV
Hoofdstuk 3
Paragraaf 4
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
AardrijkskundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Inzoomen op Teheran
Kansen voor Gambia
1HV
Hoofdstuk 3
Paragraaf 4

Slide 1 - Tekstslide

Wat weet je nog en wat weet je al van Gambia?
(zonder overleg)
In Gambia is de zuigelingensterfte ...1... dan in NL.
In Gambia worden mensen gemiddeld ...2... dan in NL.
In Gambia is het ontwikkelingspeil ...3... dan in NL.

A
1=lager, 2=ouder, 3=lager.
B
1=hoger, 2=minder oud, 3=hoger
C
1=hoger, 2=minder oud, 3=lager.
D
1=lager, 2=ouder, 3=hoger

Slide 2 - Quizvraag

Leerdoelen
Leerdoelen
  • Je weet welke kansen Gambia heeft om zich te ontwikkelen
  • Je weet wat de voor- en nadelen zijn van arbeidsmigratie
  • Je weet wat het verschil is tussen ontwikkelingshulp en ontwikkelingssamenwerking 

Slide 3 - Tekstslide

Veel geld wordt verdiend met toerisme, vooral in winter
(reizen naar + verblijven op een plaats buiten eigen omgeving)
Mooie stranden + prettig klimaat

Slide 4 - Tekstslide

Directe werkgelegenheid

Indirecte werkgelegenheid

Grote informele sector
(werkgelegenheid die ontstaat door bepaalde activiteit)
(extra werkgelegenheid die niet ontstaat door bepaalde activiteit, maar daaruit voortvloeit)
(ongeschoold, slechtbetaald werk in dienstensector)

Slide 5 - Tekstslide

Goed geschoolde arbeidsmigranten sturen geld vanuit buitenland.
(iemand die buiten eigen gebied gaat werken)
Braindrain
(het vertrek van goedopgeleide mensen naar buitenland)

Slide 6 - Tekstslide

Vroeger: ontwikkelingshulp
Tegenwoordig: ontwikkelingssamenwerking
(steun aan arme landen om levensomstandigheden te verbeteren)
Donorlanden
Zwakke staten
(iemand die buiten eigen gebied gaat werken)
(rijke landen werken samen met arme landen om levensomstandigheden te verbeteren)
(land dat ontwikkelingshulp geeft)

Slide 7 - Tekstslide

Welk kenmerk hoort bij welk land? (mag overleggen met je buur, probeer zonder te kijken bij de aantekeningen)
Nederland
Gambia
Weinig werk in landbouw
Lagere levensverwachting
Hoger ontwikkelingspeil
Hogere bevolkingsdichtheid
Hogere zuigelingensterfte
Veel geboortes
Voedseltekorten

Slide 8 - Sleepvraag

Welk kenmerk hoort bij welk land? (zonder overleg, probeer zonder te kijken bij de aantekeningen)
Nederland
Gambia
Goede infrastructuur
Monocultuur
Weinig kinderen volgen onderwijs
Veel werk in de landbouw
Landbouwproductie is voor de verkoop
Veel mislukte oogsten
Veel kinderen doen vervolgopleiding

Slide 9 - Sleepvraag

B149

Bevolkingscijfers op 2 manieren:
Absolute getallen: exacte aantallen
Relatieve getallen: per 1000 / ‰
Landen vergelijken met relatieve getallen

Slide 10 - Tekstslide

B150
Geboortecijfer
(aantal geboorten per 1000 inw. per jaar)
Sterftecijfer
(aantal sterftes per 1000 inw. per jaar)

Slide 11 - Tekstslide

B159

Redenen om te verhuizen:
Pushfactoren
Pullfactoren
(negatieve kenmerken waardoor je ergens weg wilt) -
(positieve kenmerken waardoor je ergens naartoe wilt) +

Slide 12 - Tekstslide

Zonder overleg: kies voor iedere reden of het gaat om een push- of pullfactor.
Pushfactoren
Pullfactoren
Armoede
Goed salaris
Oorlog
Vaak natuurrampen
Makkelijk een baan te krijgen
Er woont familie

Slide 13 - Sleepvraag

B193

Werk in 3 sectoren:
Primaire sector
bijv. landbouw
Secundaire sector
bijv. industrie
(werk waarbij producten uit natuur worden gehaald)
Tertiaire sector
(werk waarbij producten uit primaire sector worden bewerkt)
(werk waarbij je een dienst verleent)

Slide 14 - Tekstslide

Overleg met je buur:
Als je werkt in een bierbrouwerij, dan werk je in de ....
A
Primaire sector
B
Secundaire sector
C
Tertiaire sector

Slide 15 - Quizvraag

Zonder overleg:
Als je werkt als kapper, dan werk je in de ....
A
Primaire sector
B
Secundaire sector
C
Tertiaire sector

Slide 16 - Quizvraag