In kranten staan voornamelijk (objectieve) nieuwsberichten, in opiniebladen staan meningen. Kranten verschijnen elke dag, opiniebladen minder vaak (wekelijks bv).
Verschillen tussen meisjes en jongens
Algemene verwachtingen die mensen hebben van jongens en meisjes.
Slide 10 - Tekstslide
Antwoorden Woordenschat
5. Dat wat een maatschappij van je verwacht, wat wenselijk is.
6. Omdat een Britse collega deze termen heeft bedacht.
7. empathischer
8. Dat dit karaktereigenschappen zijn die bij mannen vaak voorkomen.
10. Ruimtelijk inzicht hebben, mondeling sterk zijn. 11. Aangeleerd.
Slide 11 - Tekstslide
Antwoorden Woordenschat
12. aanneming, aanvaarding: acceptatie
kortgeleden: onlangs
met woorden: verbale
negeren, ontkennen: onder het tapijt vegen
stevig vastzittend: diepgeworteld
tot stand brengen: presteren
werkelijk: reëel werken: functioneren
Slide 12 - Tekstslide
Zakelijke e-mail
Vorige les
Lees de feedback
Slide 13 - Tekstslide
Wat is juist?
A
Geachte heer/mevrouw,
B
Geachte Heer/Mevrouw,
C
Geachte heer, mevrouw,
Slide 14 - Quizvraag
Mijn opa zit in een rolstoel en dit ................ (belemmeren) hem om naar buiten te gaan.
A
belemmerd
B
belemmert
Slide 15 - Quizvraag
Nu is mijn vraag ..... jullie:
A
aan
B
voor
Slide 16 - Quizvraag
Wat is de juiste schrijfwijze?
A
weleens
B
welleens
Slide 17 - Quizvraag
Wat is de juiste schrijfwijze?
A
bevreiden
B
bevrijden
Slide 18 - Quizvraag
Maak af: Je wilt geen ruzie, omdat je aan iemand......fiets zit.
A
z'n
B
zijn
C
ze
Slide 19 - Quizvraag
Ik hoop zo snel mogelijk een reactie te ontvangen. Kim IJsen
A
Prima afsluiting!
B
Ik mis: Hartelijke groet,
C
Ik mis: M.V.G.
D
Ik mis: Met vriendelijke groet
Slide 20 - Quizvraag
Ik hoop ... een snelle reactie
A
voor
B
op
C
naar
Slide 21 - Quizvraag
Welk signaalwoord is GEEN signaalwoord voor 'tijd'?
A
eerst
B
ten slotte
C
daarna
D
denk aan
Slide 22 - Quizvraag
Welk signaalwoord is een signaalwoord voor tegenstelling?
A
zoals
B
daarnaast
C
echter
D
zo
Slide 23 - Quizvraag
Welk signaalwoord is een signaalwoord voor samenvatting?
A
al met al
B
dus
C
ten slotte
D
met andere woorden
Slide 24 - Quizvraag
Welk signaalwoord is een signaalwoord voor opsomming?
A
zoals
B
ten slotte
C
tegenover
D
denk aan
Slide 25 - Quizvraag
Welk signaalwoord is GEEN signaalwoord voor 'opsomming'?
A
en
B
ook
C
daarna
D
tevens
Slide 26 - Quizvraag
Welk signaalwoord is een signaalwoord voor een voorwaarde?
A
met het doel
B
Maar
C
Mits
D
kortom
Slide 27 - Quizvraag
Welk signaalwoord is GEEN signaalwoord voor een tegenstelling?
A
terwijl
B
maar
C
tegenover
D
daarentegen
Slide 28 - Quizvraag
Welk signaalwoord is GEEN signaalwoord voor een opsomming?
A
en
B
ook
C
daarna
D
daarnaast
Slide 29 - Quizvraag
Welk signaalwoord is een signaalwoord voor een voorwaarde?
A
dan ook
B
zo
C
Als ... dan
D
dat houdt in
Slide 30 - Quizvraag
Welk signaalwoord is een signaalwoord voor een toelichting?