Taalverzorging woordenschatstrategieën signaalwoorden terugblik zk mail

1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 4

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 90 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

timer
20:00

Slide 2 - Tekstslide

Leesverslag 
a: Wat is een recensie? Waar kun je recensies vinden?

b: Les 17, blz. 38-39

Slide 3 - Tekstslide

Maandag 14 oktober
Wat gaan we vandaag doen?
Woordenschat: Je kunt vertellen welke woordstrategieën er zijn en deze toepassen in de opdrachten. (SE2/3/4+CE)
Je oefent signaalwoorden (SE1/2/3/4+CE)
Je leert van de fouten uit de zakelijke e-mail (SE4)

Slide 4 - Tekstslide

Woordenschat
Je volgt een opleiding waarbij je taalniveau 2F moet behalen.

 Niveau 2F is het minimale niveau waaraan elke Nederlander zou moeten voldoen. 

Waarom is een brede woordenschat belangrijk?
                = de 
         verzameling
woorden die jij hebt

Slide 5 - Tekstslide

Wat is taalniveau 2F?
Overheid:  alle teksten op niveau 2F schrijven.
Een 2F-tekst bevat:
duidelijke titel en tussenkoppen;
actieve schrijfstijl (u schrijft zich in ipv u moet zich hiervoor inschrijven) met voorbeelden;
eenvoudige woorden die iedereen kent;
korte en duidelijke zinnen.

Slide 6 - Tekstslide

Wat doe je als je een woord niet begrijpt?
  • Qua tekst: herlees - lees vooruit - lees langzamer

  • Qua woord: in het woord zelf - context - opzoeken

  • polemiek
  • Er werd een felle, politieke polemiek gevoerd bij het praatprogramma op RTL.

Slide 7 - Tekstslide

Woordraadstrategieën
  • Synoniem: een ander woord met dezelfde betekenis
  • Omschrijving: legt in meer dan een woord de betekenis van een onbekend woord uit
  • Voorbeeld: voorbeelden kunnen de betekenis van een onbekend woord uitleggen
  • Tegenstelling: een tegenstelling kan helpen om de betekenis van een onbekend woord te achterhalen

Slide 8 - Tekstslide

Aan de slag!
 herlees - lees vooruit - lees langzamer
in het woord zelf - context - opzoeken
Maken: S1, woordenschat, NN, opdr. 1-2-3 (t/m 5)-6
Schrijf in het boekje. Jens: Les 24
Je mag overleggen. We kijken straks na.
Gedaan?
Opdrachten hoofdlettergebruik/leestekens/werkwoordspelling



timer
30:00

Slide 9 - Tekstslide

Antwoorden Woordenschat
  1. Neurowetenschappers doen onderzoek naar hersenen.
  2. In kranten staan voornamelijk (objectieve) nieuwsberichten, in opiniebladen staan meningen. Kranten verschijnen elke dag, opiniebladen minder vaak (wekelijks bv).
  3. Verschillen tussen meisjes en jongens
  4. Algemene verwachtingen die mensen hebben van jongens en meisjes.

Slide 10 - Tekstslide

Antwoorden Woordenschat
5. Dat wat een maatschappij van je verwacht, wat wenselijk is.
6. Omdat een Britse collega deze termen heeft bedacht.
7. empathischer
8. Dat dit karaktereigenschappen zijn die bij mannen vaak voorkomen.
10. Ruimtelijk inzicht hebben, mondeling sterk zijn.
11. Aangeleerd.

Slide 11 - Tekstslide

Antwoorden Woordenschat
12. aanneming, aanvaarding: acceptatie
kortgeleden: onlangs
met woorden: verbale
negeren, ontkennen: onder het tapijt vegen
stevig vastzittend: diepgeworteld
tot stand brengen: presteren
werkelijk: reëel                   werken: functioneren

Slide 12 - Tekstslide

Zakelijke e-mail
Vorige les
Lees de feedback

Slide 13 - Tekstslide

Wat is juist?
A
Geachte heer/mevrouw,
B
Geachte Heer/Mevrouw,
C
Geachte heer, mevrouw,

Slide 14 - Quizvraag

Mijn opa zit in een rolstoel en dit
................ (belemmeren)
hem om naar buiten te gaan.
A
belemmerd
B
belemmert

Slide 15 - Quizvraag

Nu is mijn vraag
.....
jullie:
A
aan
B
voor

Slide 16 - Quizvraag

Wat is de juiste schrijfwijze?
A
weleens
B
welleens

Slide 17 - Quizvraag

Wat is de juiste schrijfwijze?
A
bevreiden
B
bevrijden

Slide 18 - Quizvraag

Maak af:
Je wilt geen ruzie, omdat je aan iemand......fiets zit.
A
z'n
B
zijn
C
ze

Slide 19 - Quizvraag

Ik hoop zo snel mogelijk een reactie te ontvangen.
Kim IJsen
A
Prima afsluiting!
B
Ik mis: Hartelijke groet,
C
Ik mis: M.V.G.
D
Ik mis: Met vriendelijke groet

Slide 20 - Quizvraag

Ik hoop
...
een snelle reactie
A
voor
B
op
C
naar

Slide 21 - Quizvraag

Welk signaalwoord is GEEN signaalwoord voor 'tijd'?
A
eerst
B
ten slotte
C
daarna
D
denk aan

Slide 22 - Quizvraag

Welk signaalwoord is een signaalwoord voor tegenstelling?
A
zoals
B
daarnaast
C
echter
D
zo

Slide 23 - Quizvraag

Welk signaalwoord is een signaalwoord voor samenvatting?
A
al met al
B
dus
C
ten slotte
D
met andere woorden

Slide 24 - Quizvraag

Welk signaalwoord is een signaalwoord voor opsomming?
A
zoals
B
ten slotte
C
tegenover
D
denk aan

Slide 25 - Quizvraag

Welk signaalwoord is GEEN signaalwoord voor 'opsomming'?
A
en
B
ook
C
daarna
D
tevens

Slide 26 - Quizvraag

Welk signaalwoord is een signaalwoord voor een voorwaarde?
A
met het doel
B
Maar
C
Mits
D
kortom

Slide 27 - Quizvraag

Welk signaalwoord is GEEN signaalwoord voor een tegenstelling?
A
terwijl
B
maar
C
tegenover
D
daarentegen

Slide 28 - Quizvraag

Welk signaalwoord is GEEN signaalwoord voor een opsomming?
A
en
B
ook
C
daarna
D
daarnaast

Slide 29 - Quizvraag

Welk signaalwoord is een signaalwoord voor een voorwaarde?
A
dan ook
B
zo
C
Als ... dan
D
dat houdt in

Slide 30 - Quizvraag

Welk signaalwoord is een signaalwoord voor een toelichting?
A
toch
B
ten slotte
C
tegenover
D
dat wil zeggen

Slide 31 - Quizvraag