Ik ben even groot als jij. - Ik ben groter dan jij.
Bij het woordje 'zo' schrijf je ook ALS:
Ik eet twee keer zoveel als jij.
TIP! Maak de zin langer, zodat je weet welk persoonlijk voornaamwoord je moet gebruiken: Hij is groter dan ik (ben).
Slide 32 - Tekstslide
Stijlkwesties (2)
Die/Dat-Dit/Deze
DE-woorden: die/deze
HET-woorden: dat/dit
Dat/Wat
Dat: bij duidelijke het-woorden
Wat: vaag (Alles wat ik wil.)-situatie (Mijn zus trouwt, wat ik leuk vind.) - overtreffende trap (Het leukste wat ik ooit heb gedaan.)
Slide 33 - Tekstslide
Stijlkwesties (3)
Jou-Jou(w)-Mij-Mij(n)
Kijk wat erachter staat. Staat er een de- of het-woord achter? Dan een extra letter.
Mijn opa is al heel oud.
Die opa van mij is heel oud.
Mag ik een handtekening van jou?
Mag ik jouw handtekening?
Slide 34 - Tekstslide
Stijlkwesties (4)
Zij
Gebruik je als het het onderwerp is (Zij hebben dat niet gedaan.)
Hun
Gebruik je bij bezit (hun tafel)
of
Gebruik je als je er in je hoofd een voorzetsel voor kunt zetten (Ik heb dat (aan) hun gevraagd.)
Slide 35 - Tekstslide
Leesvaardigheid
Ter voorbereiding op het lees- en luisterexamen
Opdr.2, blz. 91, modellen
Slide 36 - Tekstslide
Antwoorden
Slide 37 - Tekstslide
Luistervaardigheid
Ter voorbereiding op het lees- en luisterexamen
Opdr. 4a-b, blz. 65 e.v. klassikaal
Opdr. 3a-b (+ Wat is het tekstdoel?), blz. 64 klassikaal
Opdr. 6a t/m c blz. 68 e.v. individueel
Opdr. 7a t/m g, blz. 70 e.v. klassikaal
Slide 38 - Tekstslide
Slide 39 - Tekstslide
Woordenschat: waarom?
Een grote woordenschat is heel belangrijk, want het helpt je om goed te kunnen lezen.
Daarom ga je een spel spelen waarbij je jouw woordenschat test en uitbreidt. Het spel gaat over schooltaalwoorden, dat zijn woorden die je zou moeten kennen om op school goed te functioneren.
Slide 40 - Tekstslide
Schooltaalwoordenlijst?!?
Opdracht Gemeente Amsterdam: Basislijst Schooltaalwoorden 1600 algemene schooltaalwoorden en vakwoorden
Kennis van deze woorden is voorwaardelijk voor tekstbegrip op het vmbo