Correcte verwijswoorden (Het meisje met wie... / Zij, haar, dat)
Slide 7 - Tekstslide
Goed voorbeeld van samenhang
"Ik denk dat ik de juiste persoon ben voor dit project, omdat ik ook goed met mensen van alle leeftijden om kan gaan en graag dieren en mensen help. Ook spreek ik goed Nederlands en Engels. Verder vind ik het altijd leuk om over nieuwe culturen te leren en te zien hoe mensen in andere landen dagelijks leven."
"Zoals ik al eerder benoemde, is dit project voor mij weggelegd."
Slide 8 - Tekstslide
Verbeter het foute verwijswoord:
"Naar aanleiding van een artikel wat ik heb gelezen."
Slide 9 - Open vraag
Verbeter het foute verwijswoord:
"Ik verwacht een gezellig team die veel dieren hebben geholpen."
Slide 10 - Open vraag
Doel
Je kunt in je tekst verschillende doelen combineren, zoals informeren, overtuigen en activeren:
Het doel van de brief is de lezer activeren om naar de vergadering te komen.
Je informeert de lezer over de inhoud / agenda van der vergadering.
Jouw doel is dat mensen agendapunten aandragen en dat ze laten weten of ze wel of niet naar de vergadering komen.
Slide 11 - Tekstslide
Publiek
Algemeen
Bij onbekenden: spreek consequent aan met 'u' en 'uw'
Begin brieven met 'Geachte heer / mevrouw,'
Maar in deze situatie is je/jullie en beste medewerkers / collega's beter aangezien je de brief stuurt naar een groep mensen die je kent.
Wees in ieder geval consequent!
Slide 12 - Tekstslide
Woordgebruik en woordenschat
Je gebruikt woorden in de goede betekenis
Je gebruikt de juiste lidwoorden (de / het) bij woorden
Je gebruikt de goede voorzetsels in je zinnen
Je wisselt af in je woordkeuze
Tips:
Gebruik alleen woorden waar je de betekenis van kent!
Maak gebruik van de woorden die in de examenopdracht staan.
Slide 13 - Tekstslide
Welk woord klopt hier niet?
"Nu ben ik heel erg geïnteresseerd naar een stageplek."
Slide 14 - Open vraag
Spelling
Tips:
Let op het gebruik van hoofdletters aan het begin van een zin, bij namen, bij plaatsen en talen.
In het Nederlands schrijf je samenstellingen aan elkaar.
Controleer in je tekst alle werkwoorden die eindigen op een 't' of een 'd': Vervang deze werkwoorden eventueel door 'smurfen' of 'lopen', zodat je goed kunt horen op welke letter het werkwoord moet eindigen.
Slide 15 - Tekstslide
Interpunctie
Tips:
Controleer of je zinnen met een punt, vraagteken of uitroepteken eindigen.
Vermijd schuine strepen. Gebruik liever 'en' of 'of': "Elk dier is anders en heeft weer andere hulp/ aandacht nodig".
Vermijd puntkomma's. Meestal zijn die verkeerd: "Wilt u alvast wat meer informatie en gegevens van mij weten, zie dan de bijlage; Hierin staat mijn curriculum vitae."
Slide 16 - Tekstslide
Grammatica
Tips:
Lees je zinnen goed na en probeer te 'horen' of de zin klopt. Als je het idee hebt dat het raar klinkt, moet je de zin misschien anders formuleren. ***Mijn schooljaar zit er bijna op en er komen een zomervakantie met 8 weken.
Iedere zin bevat minimaal één werkwoord: de persoonsvorm: ***Bijgevoegd ook mijn CV. >>> dit is geen complete zin.
Een zin eindigt waar je een pauze hoort als je de zin zou oplezen. ***In mijn vrije tijd werk ik veel, dit doe ik bij Bas van der Ven Catering. >>> waar pauzeer je?
Slide 17 - Tekstslide
Leesbaarheid
Je tekst is verdeeld in alinea's
Je gebruikt op de goede plaatsen witregels tussen de alinea's
Als je een artikel of betoog schrijft, staat daar een titel boven.
Als je een zakelijke brief schrijft, dan zorg je dat je de briefconventies allemaal correct toepast!
DOE JEZELF EEN PLEZIER EN LEER DIE BRIEFCONVENTIES / BRIEFINDELING UIT JE HOOFD!!!
Slide 18 - Tekstslide
Welke dagtekening is goed opgeschreven?
A
01-02-2021, Bavel
B
1 februari 2021, Bavel
C
Bavel, 01-02-2021
D
Bavel, 1 februari 2021
Slide 19 - Quizvraag
Briefmodel
Slide 20 - Tekstslide
Standpunt, stelling en argumenten
Slide 21 - Tekstslide
Betoog [1]
Een betoog is een tekst waarin je duidelijk jouw mening geeft.
Je schrijfdoel is om de lezer te overtuigen van die mening.
Hiervoor gebruik je argumenten die jouw mening ondersteunen.
De sterkste argumenten zijn feiten waarbij je ook duidelijk aangeeft waar je de informatie vandaan hebt gehaald.
Andere, iets minder sterke argumenten, zijn waarderende argumenten.
Slide 22 - Tekstslide
Betoog - Inleiding
In de inleiding van je betoog introduceer je het onderwerp en probeer je de aandacht van de lezer te trekken.
Dit kan je bijvoorbeeld doen met een anekdote of een relevante gebeurtenis uit het nieuws.
Daarnaast geef in de inleiding ook je mening (het standpunt, de stelling) die je zal gaan verdedigen .
Slide 23 - Tekstslide
Slide 24 - Tekstslide
Betoog - kern
In de kern van je betoog behandel je per alinea een argument voor je standpunt.
Nadat je een aantal alinea’s met argumenten geschreven hebt, kun je je tekst nog sterker maken door een tegenargument te geven en deze te weerleggen.
Ook dit doe je in een aparte alinea.
Je bedenkt je dan waarom iemand het juist niet eens zou zijn met jouw standpunt.
Slide 25 - Tekstslide
Slide 26 - Tekstslide
Betoog - slot
In het slot van je betoog noem je nogmaals kort je argumenten voor je standpunt.
Je voegt in het slot nooit nieuwe informatie toe!
Nadat je jouw argumenten hebt samengevat, herhaal je jouw standpunt.
Tot slot probeer je je tekst op zo’n manier af te sluiten met een uitsmijter.
Wij gebruiken cookies om jouw gebruikerservaring te verbeteren en persoonlijke content aan te bieden. Door gebruik te maken van LessonUp ga je akkoord met ons cookiebeleid.