introductie Loopbaan en Burgerschap politieke dimensie
1 / 24
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Link
Slide 3 - Tekstslide
Slide 4 - Tekstslide
Slide 5 - Tekstslide
Slide 6 - Tekstslide
Slide 7 - Tekstslide
Slide 8 - Tekstslide
Slide 9 - Tekstslide
Hoe noemen we een stoel in de Tweede kamer?
A
Zetel
B
Fauteuil
Slide 10 - Quizvraag
Hoe noemen we iemand die nog niet weet op welke partij hij gaat stemmen?
A
Een vrije kiezer
B
Een zwevende Kiezer
Slide 11 - Quizvraag
Wat is de Staten-Generaal?
A
De Eerste en Tweede kamer
B
De belangrijkste generaal van het leger
Slide 12 - Quizvraag
hoe oud moet je zijn om te mogen stemmen in Nederland?
A
18 jaar
B
16 jaar
Slide 13 - Quizvraag
Wat is nog een andere naam voor de Eerste en Tweede kamer samen?
A
Het kabinet
B
Het parlement
Slide 14 - Quizvraag
Met welke woorden begint een Kamerlid die moet spreken in de Tweede kamer zijn verhaal?
A
Mevrouw de voorzitter...
B
Geachte leden van de tweede kamer...
Slide 15 - Quizvraag
Wat betekend 'schorsing' in de Tweede kamer?
A
Dat een Kamerlid de Tweede kamer wordt uitgezet.
B
Dat er pauze is in de vergadering.
Slide 16 - Quizvraag
Hoe breng je een stem uit voor de Tweede kamer
A
Met een stemcomputer.
B
Met een rood potlood.
Slide 17 - Quizvraag
Wat betekend 'campagne voeren'?
A
Reclame maken voor een politieke partij
B
Champagne uitdelen als je de verkiezingen hebt gewonnen.
Slide 18 - Quizvraag
Wie is geen volksvertegenwoordiger?
A
Een Kamerlid
B
De minister-president
Slide 19 - Quizvraag
Wie zitten er in de regering?
A
Alle ministers en de koning
B
Alle ministers en kamerleden
Slide 20 - Quizvraag
Wat is GEEN taak van de Tweede Kamer?
A
De Eerste Kamer controleren
B
De regering controleren
Slide 21 - Quizvraag
Mag de Koning stemmen?
A
Ja
B
Nee
Slide 22 - Quizvraag
Wie bedenken de meeste wetten?
A
Ministers
B
Tweede Kamerleden
Slide 23 - Quizvraag
Hoeveel mensen mogen stemmen bij de Tweede Kamerverkiezingen?
A
15 miljoen
B
12,5 miljoen
C
10 miljoen
