In deze les zitten 51 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.
In deze les worden
alle mogelijke werkwoordvormen
en hun spellingwijze
nog eens samengevat.
Voor een correcte werkwoordspelling, moet je altijd eerst een belangrijke vraag stellen. Namelijk:
Heb ik te maken met een persoonsvorm???
Deze vraag is heel belangrijk. Kijk maar:
Hier is vorige week een ongeluk gebeur... Het is een gevaarlijk kruispunt. Best kans dat er nog een ongeluk gebeur..
De pv past zich aan het onderwerp aan:
Ik neem een Big Mac.
Neem jij een Big Mac?
Hij neemT een Big Mac.
Wij nemEN een Big Mac.
De pv verandert van tijd:
Ik neem een Big Mac. Ik smul ervan.
Ik nam een Big Mac. Ik smulde ervan.
Sterk werkwoord, want Zwak werkwoord, want
het verandert van klank. het verandert niet van klank.
In de volgende twee overzichtjes zie je
hoe je de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd
en de persoonsvorm in de verleden tijd moet spellen.
Om te weten of je bij een zwak werkwoord in de verleden tijd nu de(n) of te(n) moet schrijven, gebruik je 't kofschip.
Pas wel op bij bijzondere werkwoorden als: verhuizen
Je schrijft wat je hoort:
sloeg, riep, brak, dacht, reed
Ik heb een Big Mac genomen VD
Kwijlend nam ik een hap OD
Ik heb zin om een Big Mac te nemen INF
Geef me eens een Big Mac! GW
Ik eet mijn zojuist gekochte Big Mac BN
Altijd als er meer werkwoorden in de zin staan, nooit PV
Twijfel je tussen -d of -t, gebruik dan weer 't ex-kofschip
Ik heb een Big Mac genomen, want die was afgeprijsd. (afprijzen)
Mijn Big Mac was verbrand. Het vlees leek gekookt.
(verbranden / koken)
Geeft aan dat je iets doet, terwijl je ook iets anders doet.
Geeft aan hoe iets gebeurt.
Hele werkwoord + een D
Kwijlend nam ik een hap. Pratend met volle mond zag ik hem vies naar me kijken.
Is het hele werkwoord.
Verandert niet bij veranderen van tijd (het is tenslotte geen pv!)
Vóór een infinitief kan je meestal IK KAN zetten.
Ik heb zin om een Big Mac te nemen. (IK KAN nemen).
Wordt gebruikt als het om een gebod of bevel gaat.
Staat op de eerste plaats in de zin.
Heeft geen onderwerp bij zich.
Geef me een Big Mac!
Braad ze bruin, die frietjes!
Staat vóór een zelfstandig naamwoord, is geen werkwoord meer!
Is een VD of OD geweest.
Schrijf je zo kort mogelijk, dus zoals het VD of OD, met soms een extra -E erachter.
Ik eet mijn zojuist gekochte Big Mac.
BN van VD