3.4 Rekenen aan reacties

4.4 Rekenen aan reacties - basis
Rekenen aan reacties - Basis

1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide
ScheikundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 13 slides, met interactieve quiz, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

4.4 Rekenen aan reacties - basis
Rekenen aan reacties - Basis

Slide 1 - Tekstslide

Deze les
  • Uitleg rekenen aan reacties
  • Optioneel: filmpje met uitleg
  • Havo: maken 41 t/m 45
  • Ath: maken 42 t/m 45 + 47 t/m 49


Slide 2 - Tekstslide

Leerdoel
Je leert te rekenen aan reacties:
  • hoeveel product er maximaal kan ontstaan bij bekende hoeveelheid beginstof;
  • hoeveel beginstof je nodig hebt bij gewenste hoeveelheid product;
  • hoeveel beginstof (minimaal) nodig is om andere beginstof volledig te laten reageren.

Slide 3 - Tekstslide

Molverhouding
De coëfficiënten in een reactievergelijking geven aan in welke molverhouding de deeltjes reageren.

Bijv.: (1) N2 + 3 H2 --> 2 NH3
1 molecuul stikstof reageert met 3 moleculen waterstof, tot 2 moleculen ammoniak.
1 mol stikstof reageert met 3 mol waterstof, tot 2 mol ammoniak.
Molverhouding 1:3:2

Slide 4 - Tekstslide

Kaliumchloride (KCl) ontleedt in kalium en chloor. In welke molverhouding ontstaan kalium en chloor (kalium:chloor)?
A
1:1
B
1:2
C
2:1
D
2:2

Slide 5 - Quizvraag

Uitleg bij quizvraag
Maak de reactievergelijking kloppend:
2 KCl --> 2 K + (1) Cl2

Molverhouding 2:2:1

Dus kalium en chloor ontstaan in de molverhouding 2:1.

Slide 6 - Tekstslide

Rekenen aan reacties
  1. Geef de reactievergelijking (kloppend!).
  2. Bereken het aantal mol van stof A.
  3. Bereken het aantal mol van stof B m.b.v. de molverhouding.
  4. Reken het aantal mol van stof B om naar het gevraagde (in het juiste aantal significante cijfers).

Bij stap 2 en 4 heb je het blokschema weer nodig.

Slide 7 - Tekstslide

Voorbeeld
300 gram methaan wordt volledig verbrand. Bereken hoeveel gram zuurstof hiervoor nodig is.

1. Geef de reactievergelijking (kloppend!)
CH4 + 2 O2 --> 2 H2O + CO2
2. Bereken het aantal mol van stof A (methaan).
300 g / M 16,043 g/mol = 18,7 mol CH4
3. Bereken het aantal mol van stof B (zuurstof) m.b.v. de molverhouding.
molverhouding 1:2, dus 2x zoveel zuurstof nodig. 18,7*2=37,4 mol O2
4. Reken het aantal mol van stof B (zuurstof) om naar het gevraagde (massa in gram).
37,4 mol O2 * (16,00*2) g/mol = 1,20*103 g O2 (3 sig. cijfers)

Slide 8 - Tekstslide

Even oefenen
Hoeveel gram ijzer is nodig om 50 gram FeCl3 te produceren bij de reactie met chloor (T=273 K, p=p0)?

1. Geef de reactievergelijking (kloppend!)
2. Bereken het aantal mol van stof A.
3. Bereken het aantal mol van stof B m.b.v. de molverhouding.
4. Reken het aantal mol van stof B om naar het gevraagde.


Klaar? Maken 28 + 41 t/m 45

Slide 9 - Tekstslide

Hoeveel liter chloorgas is nodig om 50 gram FeCl3 te produceren bij de reactie met ijzer (T=273 K, p=p0)?

1. Geef de reactievergelijking (kloppend!)
2 Fe + 3 Cl2 --> 2 FeCl3
2. Bereken het aantal mol van stof A (FeCl3).
50 g / M 162,20 g/mol = 0,31 mol FeCl3
3. Bereken het aantal mol van stof B (chloor) m.b.v. de molverhouding.
molverhouding 3 Cl2:2 FeCl3, dus 1,5x zoveel chloor nodig. 0,31*1,5=0,46 mol Cl2
4. Reken het aantal mol van stof B (chloor) om naar het gevraagde (volume in liter).
0,46 mol Cl2 * (35,45*2) g/mol = 32,78 g Cl2
32,78 g / 3,21 g/L (dichtheid) = 10 L Cl2 (2 sig. cijfers)
Ath: 0,46 mol Cl2 * Vm 22,4 dm3/mol = 10 L

Slide 10 - Tekstslide

Uitleg filmpje
In het volgende filmpje komen de volgende onderwerpen aan bod:
  • reactievergelijking opstellen + kloppend maken
  • molecuulmassa berekenen
  • mol en molaire massa
  • rekenen aan reacties
  • molariteit
  • gehaltes (%, ppm, ppb)

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Video

Deze les
  • Uitleg rekenen aan reacties
  • Optioneel: filmpje met uitleg
  • Havo: maken 41 t/m 45
  • Ath: maken 42 t/m 45 + 47 t/m 49


Slide 13 - Tekstslide