H5 "Entre amis" bron ABEF- geen grammatica

H5  bron ABEF 
in deze toets (formatief) krijg je:
Frans - NL => 10 vragen over woorden
3 vragen over zinnen
NL- Frans => 10 vragen over woorden
3 vragen over zinnen
herhaling: 4 vragen over 
"zijn"(être) +  "hebben"(avoir) 
en 2 bonus vragen.....

1 / 33
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 20 min

Onderdelen in deze les

H5  bron ABEF 
in deze toets (formatief) krijg je:
Frans - NL => 10 vragen over woorden
3 vragen over zinnen
NL- Frans => 10 vragen over woorden
3 vragen over zinnen
herhaling: 4 vragen over 
"zijn"(être) +  "hebben"(avoir) 
en 2 bonus vragen.....

Slide 1 - Tekstslide

Porter
A
vragen
B
dragen
C
uitnodigen
D
praten

Slide 2 - Quizvraag

demander
A
praten
B
kijken
C
zingen
D
vragen

Slide 3 - Quizvraag

les lapins
A
het konijn
B
de konijnen
C
de honden
D
de hond

Slide 4 - Quizvraag

incroyable
A
beroemd
B
ongelooflijk
C
vaak
D
nodig hebben

Slide 5 - Quizvraag

méchante
A
gemeen voor een jongen
B
gemeen voor een meisje

Slide 6 - Quizvraag

le matin
A
de middag
B
de avond
C
vorig jaar
D
de ochtend

Slide 7 - Quizvraag

content
A
aardig
B
blij
C
verlegen
D
klein

Slide 8 - Quizvraag

de taille moyenne

Slide 9 - Open vraag

l'après-midi

Slide 10 - Open vraag

les portables.

Slide 11 - Open vraag

Elle aime le foot?
A
houdt hij van voetbal?
B
houd jij van voetbal?
C
houdt zij van voetbal?
D
houden zij van voetbal?

Slide 12 - Quizvraag

c'est quand l'anniversaire de ton frère?
A
Wanneer is de verjaardag van je moeder?
B
Wanneer is de verjaardag van je zus?
C
Wanneer is de verjaardag van je vader?
D
Wanneer is de verjaardag van je broer?

Slide 13 - Quizvraag

Elle porte des lunettes.

Slide 14 - Open vraag

Geel, rood, grijs
A
rouge, bleu, vert.
B
jaune, rouge, blanc.
C
jaune, rouge, gris.
D
rouge, blond, blanc.

Slide 15 - Quizvraag

het haar
A
le cheveu
B
les cheveux
C
les yeux

Slide 16 - Quizvraag

Nodig hebben
A
l'année dernière
B
l'après-midi
C
avoir besoin de
D
verdrietig

Slide 17 - Quizvraag

Maart, juli, februari
A
février, mars, juillet.
B
juin, février, avril.
C
mars, juin, septembre.
D
juillet, mars, mai.

Slide 18 - Quizvraag

rossig
A
rouge
B
roux
C
D
rouges

Slide 19 - Quizvraag

Waarom
A
Pour qui
B
Pourquoi

Slide 20 - Quizvraag

Ja, het was te gek.
A
Oui, c'était très nul.
B
Oui, c'était trop bien.
C
Oui, c'était sympa.

Slide 21 - Quizvraag

de nicht

Slide 22 - Open vraag

de ouders en mijn zus

Slide 23 - Open vraag

Hoe ziet jouw neef eruit?
A
ton frère est comment?
B
ton cousin est comment?
C
ta cousine est comment?
D
ta soeur est comment?

Slide 24 - Quizvraag

Is hij groot? Nee, hij is klein.

Slide 25 - Open vraag

ja, hij is beroemd.

Slide 26 - Open vraag

Jullie hebben
A
vous êtes
B
vous avez

Slide 27 - Quizvraag

Zij hebben
A
Elles ont
B
ils ont
C
elles sont
D
ils sont

Slide 28 - Quizvraag

vous (etre)
A
seriez
B
serez
C
etrez
D
etriez

Slide 29 - Quizvraag

Zij zijn grappig

Slide 30 - Open vraag

Au revoir
S'il vous plait
pardon
fermé
Zut
gesloten
verdorie
tot ziens 
sorry
alstublieft

Slide 31 - Sleepvraag

Japan
Amerika
Frankrijk
Israël
China

Slide 32 - Sleepvraag

                         c'est fini! 
                                  Bravo!

Slide 33 - Tekstslide