In deze les zitten 10 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
Opgave 5.2.2
A
2000 x ( 1,375 ) ^ 9
B
2000 x ( 1,375 ) ^ 10
C
2000 x ( 1,0375 ) ^ 9
D
2000 x ( 1,0375 ) ^ 10
Slide 1 - Quizvraag
Opgave 5.2.3 Wat is geen juiste oplossing?
A
B = 4.082,59 x ( 1,045) ^7
B
B x ( 1,045) ^7 = 4.082,59
C
B = 4,082,59 / ( 1,045) ^ 7
Slide 2 - Quizvraag
5.5
A
1.400 x ( 1,05 ) ^ 11
B
1.400 x ( 1,05 ) ^ 12
Slide 3 - Quizvraag
Voor het abonnement van een krant moet je voor 31/12 € 120,- betalen. Je krijgt een aanbod om maar € 117,- te hoeven betalen als je op 1/1 betaalt. Ga je hier op in?
A
Als de rente 2% is wel
B
Als de rente 2% is niet
C
Als de rente 3% is wel
D
Als de rente 3% is niet
Slide 4 - Quizvraag
Opdracht
117 x 1,02 = 119,34 of 120 / 1,02 = 117,65
1/1 € 117 betalen is gunstiger
€ 120,- over een jaar is dus gelijk aan € 117,65 nu
117 x 1,03 = 120,51 of 120 / 1,03 = 116,50
31/12 € 120 betalen is gunstiger
€ 120,- over een jaar is dus gelijk aan € 116,50 nu
Slide 5 - Tekstslide
Contante Waarde
Contante waarde is de waarde op dit moment van een bedrag dat in de toekomst beschikbaar komt, rekening houdend met het interestpercentage
CW = E / ( 1 + p ) ^ n
Slide 6 - Tekstslide
De ouders van de pasgeboren Niels willen nu al geld opzij zetten voor een rijcursus als Niels 18 is. Ze verwachten dat een rijcursus inclusief examen tegen die tijd € 1.200 kost. Hoeveel moeten ze nu op de spaarrekening ( 3% ) zetten geen €, 2 decimalen
Slide 7 - Open vraag
De ouders van de pasgeboren Niels willen nu al geld opzij zetten voor een rijcursus als Niels 18 is. Ze verwachten dat een rijcursus inclusief examen tegen die tijd € 1.200 kost. Hoeveel moeten ze nu op de spaarrekening ( 0,25% per maand ) zetten geen €, 2 decimalen