2 KGT BLOK 4 SPELLING apostrof / weglatingsstreepje / afbreekteken

SPELLING
Lesdoel : Aan het einde van de les kun je 
             - apostrof
                              - weglatingsteken
                       - afbreekteken
                                                          gebruiken
1 / 36
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo k, g, tLeerjaar 2

In deze les zitten 36 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

SPELLING
Lesdoel : Aan het einde van de les kun je 
             - apostrof
                              - weglatingsteken
                       - afbreekteken
                                                          gebruiken

Slide 1 - Tekstslide

Apostrof   =  ' 
Gebruik je bij 
  • een afkorting met ER of een verkleinwoord erachter:                                       A4'tje, CDA'er
  • meervoud van afkortingen:                                                                                             tv's
  • meervoud van woorden die eindigen op Y:                                                            panty's

Slide 2 - Tekstslide

Wat is goed gespeld ?
A
tv's
B
tv-s
C
tvs

Slide 3 - Quizvraag

Wat is goed gespeld ?
A
lollies
B
lollys
C
lolly's
D
lollie's

Slide 4 - Quizvraag

Wat is goed gespeld ?
A
A4-tje
B
A4'tje
C
A4tje

Slide 5 - Quizvraag

Apostrof = ' 
Gebruik je bij 
  • namen die eindigen op een lange klinker als je bezit wilt           aangeven:              Ada's boek    Eddy's jas
  • namen die eindigen op een s-klank, als je bezit wilt   aangeven:             Kees' pen       Jens' boek
  • Woorden en getallen waarvan je een deel weglaat:                      's morgens (des morgens), 't huis (het huis), in '87 (in 1987)

Slide 6 - Tekstslide

Wat is goed gespeld ?
A
Lara's pen
B
Laras' pen
C
Lara-s pen

Slide 7 - Quizvraag

Wat is goed gespeld ?
A
Lukas computer
B
Lukas' computer
C
Lukas's computer

Slide 8 - Quizvraag

Wat is goed gespeld ?
A
s avonds
B
s'avonds
C
's avonds
D
savonds'

Slide 9 - Quizvraag

Spel het meervoud van
pizza

Slide 10 - Open vraag

Spel het meervoud van
kilo

Slide 11 - Open vraag

Spel het meervoud van
paraplu

Slide 12 - Open vraag

Schrijf korter, met een apostrof
zijn broer

Slide 13 - Open vraag

Schrijf korter, met een apostrof
zo een grapjas

Slide 14 - Open vraag

Schrijf korter, met een apostrof
het is laat

Slide 15 - Open vraag

Noteer de juiste bezitsvorm
de taart van oma

Slide 16 - Open vraag

Noteer de juiste bezitsvorm
het schrift van Max

Slide 17 - Open vraag

Noteer de juiste bezitsvorm
het boek van Eva

Slide 18 - Open vraag

Slide 19 - Link

opdracht + huiswerk
opdr 3 blz 177
of digitaal

Slide 20 - Tekstslide

weglatingsstreepje = - 
Soms kun je een deel van een woord weglaten, terwijl de betekenis gelijk blijft. Je moet dan wel een weglatingsstreepje neerzetten op de plaats waar je het woord weglaat.  
         

  •          kerstballen en kerstbomen             -> kerstballen en -bomen  
  •          geurloos en kleurloos                       -> geur- en kleurloos

  •          ingang en uitgang                 -> in- en uitgang 

Slide 21 - Tekstslide

weglatingsstreepje = - 
Je mag GEEN weglatingsstreepje gebruiken als de woorden 
niet hetzelfde betekenen.

                    


vervoer en koeienvoer
NIET : ver- en koeienvoer

Slide 22 - Tekstslide

weglatingsstreepje = - 
Je gebruikt geen   als je een heel woord weglaat :

                    


oude en nieuwe kleren
NIET : oude- en nieuwe kleren

Slide 23 - Tekstslide

Wat is goed ?
A
wasmanden en -knijpers
B
was- en -knijpers
C
-manden en wasknijpers
D
wasmanden en was-

Slide 24 - Quizvraag

Wat is goed ?
A
binnenland en buiten-
B
binnenland en -buiten
C
binnen- en buitenland
D
-land en buitenland

Slide 25 - Quizvraag

Gebruik het weglatingsstreepje bij :
import en export

Slide 26 - Open vraag

Gebruik het weglatingsstreepje bij :
voorspoed en tegenspoed

Slide 27 - Open vraag

Slide 28 - Link

Afbreekteken = -
De meeste woorden bestaan uit 2 of meer lettergrepen. 
Als een woord niet helemaal op een regel past, mag je het tussen de lettergrepen afbreken. Op die plaats zet je dan een afbreekteken - 
              
 

                    
huisdeur  ->  huis - deur
bakfiets   ->  bak- fiets

Slide 29 - Tekstslide

Afbreekteken = -
Lees gele kader blz 178 
met de regels voor het afbreekteken.

Slide 30 - Tekstslide

Waar staat het afbreekteken op de juiste plek bij 'statafel'?

A
stata-fel
B
sta-tafel
C
stat-afel
D
stata-fel

Slide 31 - Quizvraag

Waar staat het afbreekteken op de juiste plek bij 'pianootje'?

A
pi-anootje
B
piano-tje
C
pianoo-tje
D
pia-nootje

Slide 32 - Quizvraag

Gebruik het afbreekteken bij :
fruitmand

Slide 33 - Open vraag

Gebruik het afbreekteken bij :
anoniem

Slide 34 - Open vraag

opdrachten + huiswerk
- opdr 4 blz 178 
opdr 5 blz 179 

Slide 35 - Tekstslide

werkwoordspelling
herhaling TT  VT  VD
opdracht 6 

oefenen yurls juf Spooren

Slide 36 - Tekstslide