In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Check in: wat weet je nog van vorige week?
Slide 2 - Woordweb
Slide 3 - Video
Welk signaalwoord geeft een tegenstellend verband aan?
A
als
B
dus
C
hoewel
D
zo
Slide 4 - Quizvraag
Welk signaalwoord geeft een oorzakelijk verband aan?
A
concluderend
B
met andere woorden
C
om te
D
zodat
Slide 5 - Quizvraag
Welk signaalwoord geeft een samenvattend verband aan?
A
al met al
B
op voorwaarde dat
C
ter toelichting
D
terwijl
Slide 6 - Quizvraag
Vul het juiste signaalwoord in. We blijven bevriend, .... we ruzie krijgen.
A
tenzij
B
zodat
C
doordat
D
mits
Slide 7 - Quizvraag
Welk signaalwoord geeft een voorwaardelijk verband aan?
A
als
B
daartoe
C
toch
D
te wijten aan
Slide 8 - Quizvraag
Welk signaalword geeft GEEN redengevend verband aan?
A
aangezien
B
daarom
C
immers
D
vergelijk
Slide 9 - Quizvraag
Vul het juiste signaalwoord in: Famke Louise #deednietmeermee .... ze een alternatief geluid wilde laten horen.
A
zodat
B
doordat
C
omdat
D
terwijl
Slide 10 - Quizvraag
Vul het juiste signaalwoord in: .... Frank de Boer veel kritiek kreeg, werd hij toch de nieuwe bondscoach.
A
toen
B
doordat
C
omdat
D
hoewel
Slide 11 - Quizvraag
Maak een zin met het volgende tekstverband: doel-middel
Slide 12 - Open vraag
Maak een zin met het volgende tekstverband: toelichting (voorbeeld)
Slide 13 - Open vraag
Check: hoe vond je deze vragen?
A
Ging super goed!
B
Ging prima, niet alles goed
C
Ik moet nog een beetje oefenen
D
Ik vond dit erg lastig
Slide 14 - Quizvraag
Slide 15 - Tekstslide
Slide 16 - Tekstslide
Slide 17 - Tekstslide
Schrijf een kort verhaaltje over een hamburger die uit de McDonalds ontsnapt. Verwerk verwijswoorden in je tekst: minimaal 1 persoon, 1 ding, een plaats en een tijdstip