Vocabulary A + B

Vocabulary A + B
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Vocabulary A + B

Slide 1 - Tekstslide

Kies het juiste antwoord

Slide 2 - Tekstslide

Vertaal van het Nederlands naar het Engels.
1. beeldmateriaal
A
visualisation
B
footage
C
visual aids
D
camera image

Slide 3 - Quizvraag

2. reclamespot
A
advertfilm
B
commercial
C
reclamespot
D
inadvertently

Slide 4 - Quizvraag

3. waaghals
A
recklessness
B
weighneck
C
daredevil
D
scaredy cat

Slide 5 - Quizvraag

4. bewustzijn
A
unconscious
B
clearheaded
C
beware
D
awareness

Slide 6 - Quizvraag

5. buitensporig
A
derailed
B
outlawed
C
incomprehensible
D
excessive

Slide 7 - Quizvraag

6. gevolg
A
consequence
B
result
C
following
D
reminder

Slide 8 - Quizvraag

7. gevaar lopen
A
to walk dangerously
B
to run amok
C
to face danger
D
to hazard

Slide 9 - Quizvraag

8. voorzichtig
A
ambulant
B
alarming
C
cautious
D
predetermined

Slide 10 - Quizvraag

Vertaal van het Engels naar het Nederlands.
9. to shy away from
A
verlegen zijn
B
terugdeinzen voor
C
schamen voor
D
weglopen van

Slide 11 - Quizvraag

10. endurance
A
eindeloos
B
duurloop
C
uithoudingsvermogen
D
hardloopwedstrijd

Slide 12 - Quizvraag

11. feeling
A
aanwezigheid
B
gevoel
C
falen
D
vellen

Slide 13 - Quizvraag

12. slogan
A
slagzin
B
quote
C
reclame
D
langzaamaan

Slide 14 - Quizvraag

13. exposure
A
aandacht
B
uitbreiding
C
verzekering
D
blootstelling

Slide 15 - Quizvraag

14. to overcome
A
overwinnen
B
langsgaan
C
overslaan
D
overgaan

Slide 16 - Quizvraag

15. setback
A
rustig aan doen
B
tegenslag
C
achterste
D
achterbank

Slide 17 - Quizvraag

16. overwhelming
A
overdrijven
B
onderschatten
C
overschatten
D
overweldigend

Slide 18 - Quizvraag

Wat is de correcte spelling?
17.
A
extrordinary
B
extraodinary
C
extrodinary
D
extraordinary

Slide 19 - Quizvraag

18.
A
atractive
B
attractive
C
atraktive
D
attraktive

Slide 20 - Quizvraag

19.
A
touff
B
tuff
C
tugh
D
tough

Slide 21 - Quizvraag

20.
A
ecesive
B
ecessive
C
excesive
D
excessive

Slide 22 - Quizvraag

Taak
De rest van de les aan het werk met de weektaak:

Maken C + D op pagina 16 t/m 23 van je boek.

Klaar? Slim stampen of een ander vak erbij pakken.

Slide 23 - Tekstslide