Samenvatting H5 - 4BL

Internationale handel
1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 4

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Internationale handel

Slide 1 - Tekstslide

Invoer / import en uitvoer/export
  • Invoer / Import = Producten of diensten die in het buitenland worden gekocht dus ons land IN komen en het geld dus ons land verlaat
  • Export/ Uitvoer = Producten of diensten die door andere landen vanuit Nederland gekocht worden, producten gaan het land UIT en het geld dus ons land in komt.

Slide 2 - Tekstslide



Import/Invoer

Slide 3 - Tekstslide



Export/ Uitvoer 

Slide 4 - Tekstslide

Waarom import?
1) In ons klimaat groeit niet alles.
2) Bepaalde grondstoffen hebben we niet
3) Buitenlandse producten zijn goedkoper of van betere kwaliteit
4) De Nederlander wil een ruime keus uit goederen hebben

Slide 5 - Tekstslide

wederuitvoer
Nederland voert ook producten in die vervolgens doorverkocht worden aan het buitenland, dit heet doorvoerhandel of wederuitvoer.

Slide 6 - Tekstslide

Exportwaarde en importwaarde
Exportwaarde= uitvoerwaarde. De waarde van de uitgevoerde goederen en diensten. 
Exportwaarde=  uitgevoerde hoeveelheid x prijs per eenheid

Importwaarde= invoerwaarde van de ingevoerde goederen en diensten.
Importwaarde=  ingevoerde hoeveelheid x prijs per eenheid

Slide 7 - Tekstslide

Handelsbalans
De handelsbalans (of goederenbalans) geeft een overzicht van de exportwaarde en de importwaarde van goederen. Het verschil tussen de export- en importwaarde noem je het saldo van de handelsbalans.

Slide 8 - Tekstslide

Betalingsbalans
Een overzicht van alle betalingen aan het buitenland ( import)
en alle ontvangsten van het buitenland ( export)

Overschot : de ontvangsten zijn groter dan de betalingen
Tekort: de betalingen zijn groter dan de ontvangsten

Slide 9 - Tekstslide

Afhankelijk van het buiteland?
Open economie: een land wat veel in- en uitvoert in verhouding tot het Nationaal Inkomen

Gesloten economie: een land wat weinig in- en uitvoert in verhouding tot het Nationaal Inkomen

Af te lezen uit import- en exportquote

Slide 10 - Tekstslide

Internationale concurrentiepositie
Een goede internationale concurrentiepositie voor Nederland betekent dat we een goede kwaliteit aan producten aan het buitenland leveren, tegen een lage prijs.

Slide 11 - Tekstslide

Internationale handel
Handel over de heel wereld groeit mede door de technologische ontwikkelingen (communicatie en transport).
Gevolgen:
  1. Meer inkomen
  2. Meer werkgelegenheid
  3. Meer welvaart

Slide 12 - Tekstslide

Invloed van wisselkoersen
De wisselkoersen van vreemde valuta hebben invloed op de internationale handel. Vooral de dollarkoers is belangrijk. Veel goederen worden in Amerikaanse dollars afgerekend.

Slide 13 - Tekstslide

Invloed van wisselkoersen
Koers van de euro stijgt t.o.v. andere valuta:
export/ onze producten worden naar verhouding duurder voor het buitenland.

Koers van de euro daalt t.o.v. andere valuta:
Export/ onze producten worden naar verhouding goedkoper voor het buitenland.

Slide 14 - Tekstslide

Invloed van wisselkoersen
Koers van de euro stijgt t.o.v. andere valuta:
Import/ buitenlandse  producten worden naar verhouding goedkoper voor Nederland

Koers van de euro daalt t.o.v. andere valuta: 
Import/ buitenlandse producten worden naar verhouding duurder voor Nederland

Slide 15 - Tekstslide

Europa, Europese Unie en Eurozone
  • Europa = een werelddeel
  • Europese Unie = een samenwerkingsverband tussen 28 Europese landen
  • Euro-zone = landen in de Europese Unie die de euro als betaalmiddel hebben.

Slide 16 - Tekstslide

EU zonder grenzen
  • Vrij verkeer van goederen en diensten
  • Vrij verkeer van personen
  • Vrij verkeer van kapitaal

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Video

Nadeel vrijhandel
Door buitenlandse concurrentie kunnen bedrijven failliet gaan.

Slide 19 - Tekstslide

Voordelen vrijhandel
Landen gaan zich specialiseren in een bepaald onderdeel van het productieproces. 

Bedrijven kunnen hun producten en diensten verkopen in andere landen van de wereld.

Slide 20 - Tekstslide

Een voordeel van meer export is ...
A
dat de werkgelegenheid daalt.
B
dat de werkgelegenheid stijgt.

Slide 21 - Quizvraag

In de Europese Unie (EU) is geen vrijhandel.
A
waar
B
niet waar

Slide 22 - Quizvraag

Wat probeert de EU te beschermen met protectiemaatregelen?

Slide 23 - Woordweb

Test jezelf!

Slide 24 - Tekstslide

Het voordeel van import voor de Nederlandse consument is ...
A
meer keuze in goederen en diensten.
B
minder keuze in goederen en diensten.

Slide 25 - Quizvraag

Een voordeel van meer export is ...
A
dat de inkomens stijgen.
B
dat de inkomens dalen.

Slide 26 - Quizvraag

Wat gebeurt er met de prijs van een product als de producent exportsubsidie krijgt?
A
Wordt hoger.
B
Wordt lager

Slide 27 - Quizvraag

Wat hoort bij vrijhandel?
A
Contingentering
B
Exportsubsidie
C
Importheffing
D
Geen belemmeringen

Slide 28 - Quizvraag

Wat is geen vorm van internationale handel?
A
Nederland verkoopt aan China.
B
Duitsland koopt van Nederland.
C
Brussel koopt van Londen.
D
Amsterdam verkoopt aan Eindhoven.

Slide 29 - Quizvraag

wat is GEEN voorbeeld van protectie?
A
contingentering
B
uitvoerrechten
C
exportsubsidie
D
invoerrechten

Slide 30 - Quizvraag

antwoorden test jezelf!
A / A / C / D / D/ B

Slide 31 - Tekstslide