H3 Schrijfvaardigheid 9 en 10 Formuleren en actief schrijven


Welkom 
h3at!
1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les


Welkom 
h3at!

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Programma
  1. 10 minuten lezen
  2. Herhaling vorige les
  3. Schrijfvaardigheid 9, 10 en 11
  4. Afsluiting en vooruitblik


Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

10 minuten lezen

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


(2) Een nijlpaard is een zoogdier en een landdier. Nijlpaarden zijn samen met de neushoorn het grootste landdier na de olifant. Nijlpaarden zijn geen familie van de paarden, maar van de varkens. Nijlpaarden maken wel hetzelfde hinnekende geluid, de oren zijn hetzelfde, de lippen, en de kop lijkt een beetje op dat van een paard. 
(1) Een nijlpaard is een zoogdier en een landdier. Na de olifant, zijn ze, samen met de neushoorn, het grootste landdier. Nijlpaarden zijn geen familie van de paarden, maar van de varkens. Ondanks dat nijlpaarden hetzelfde hinnekende geluid maken, de oren en de lippen hetzelfde zijn en zelfs de kop een beetje op dat van een paard lijkt.
Welk stukje tekst is beter? Leg uit!

Slide 4 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het verbindingswoord in deze zin?

Zo lees ik momenteel Het gouden ei van Tim Krabbé.

Slide 5 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Van welk verband is hier sprake?

Zo lees ik momenteel Het gouden ei van Tim Krabbé.

Slide 6 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het verbindingswoord in deze zin?

Ik heb dus de perfecte pauze ontdekt.

Slide 7 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Van welk verband is hier sprake?

Ik heb dus de perfecte pauze ontdekt.

Slide 8 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Schrijfvaardigheid 9 en 10

Doel: Je leert hoe je actief schrijft en hoe je teksten opbouwt. 

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Actieve en passieve zinnen

Schrijf zo actief mogelijk en probeer daarom passieve zinnen zo veel mogelijk te vermijden. 

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Actieve en passieve zinnen

Zinsvolgorde actieve zinnen:  onderwerp werkwoord lijdend voorwerp

 Zinsvolgorde passieve zinnen: lijdend voorwerp wordt - werkwoord door onderwerp.

Slide 11 - Tekstslide

Leg uit hoe je actieve en passieve zinnen kunt herkennen en geef voorbeelden.
Actieve en passieve zinnen
actieve vorm
passieve vorm
iemand doet iets
iets wordt door iemand gedaan
De jongen leest het boek voor.
Het boek wordt door de jongen voorgelezen.

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Actieve zin of passief?
De leerling wordt door de docent vergeven.
A
actief
B
passief

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Actieve zin of passief?
Zij slaat hem op zijn kop.
A
actief
B
passief

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Zet de passieve zin om naar een actieve:
Een liedje wordt door hem gezongen.

Slide 15 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Zet de passieve zin om naar een actieve:
De zware boekentas werd gedragen door Yara.

Slide 16 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Zet de passieve zin om naar een actieve:
Drie verdachten werden door de politie opgepakt.

Slide 17 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Tekstopbouw
Een tekst heeft altijd een bepaalde opbouw, dit noem je tekstopbouw.


Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Tekstopbouw

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Tekstopbouw
inleiding
onderwerp introduceren, aandacht van de lezer trekken
middenstuk (kern)
uitwerking onderwerp, deelonderwerpen, meeste alinea's, soms tussenkopjes
slot
samenvatting/conclusie, geen nieuwe informatie

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

titel
inleiding
alinea
bron
afbeelding

Slide 21 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Sleep de alinea's bij het juiste tekstonderdeel: inleiding, middenstuk of slot.
Tekst 1
inleiding 
middenstuk
slot
alinea 1
alinea 2
alinea 3
alinea 4
alinea 5

Slide 22 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Je tekst laten leven
  • Met een tekst wil je iets bereiken. Elke tekst heeft een tekstdoel. 
  • Niemand leest je verhaal als het saai of oninteressant is. Daarom is het belangrijk om de lezer te boeien. 
  • Met een aantal technieken kun je zorgen dat je tekst voor de lezer meer gaat leven.
  1. Door voorbeelden te gebruiken
  2. Door vergelijkingen te gebruiken
  3. Door te variëren in taalgebruik (synoniemen en verwijswoorden)

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voorbeelden
Voorbeelden zorgen voor herkenning bij de lezer. 

Alhoewel de verblijven in dierentuinen de afgelopen twintig jaar wat groter en wat natuurlijker zijn geworden, blijven ze toch een slap aftrekstel van de natuurlijke leefomgeving van dieren. Denk maar niet dat een gorilla het verschil niet merkt tussen het Afrikaanse regenwoud en de dierentuin van Rotterdam. Zelf naar voedsel zoeken bijvoorbeeld of zelf een partner uitkiezen, kilometers rondtrekken en interactie met andere wilde dieren: het is allemaal onmogelijk in een dierentuin. En de hele dag aangestaard worden door hordes mensen zonder je terug te kunnen trekken, lijkt ook bepaald geen pretje.

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vergelijkingen
Met een vergelijking kan je lezer zich een betere voorstelling maken van het onderwerp; je benoemt de overeenkomst tussen het onderwerp (de werkelijkheid) en iets anders (het beeld). 

1. In de schoolbus zaten wij dicht op elkaar.
2. In de schoolbus zaten wij opeengepakt als haringen in een ton.

1. Veel studenten wonen in een huis met troep.
2. Veel studenten wonen in een zwijnenstal.

1. De zon scheen op mijn wangen (en ik vond het fijn).
2. De zon streelde mijn wangen.


Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Synoniemen en verwijswoorden
Gebruik liever niet telkens hetzelfde woord, maar gebruik synoniemen en verwijswoorden.

Mevrouw Bouali 
heeft op 20 maart een bestelling bij u geplaatst. Deze bestelling zou op 3 april bij mevrouw Bouali bezorgd worden. Dat gebeurde helaas niet. Mevrouw Bouali heeft contact met u opgenomen, en u hebt mevrouw Bouali toen verteld dat de levering met 3 weken vertraagd was. Mevrouw Bouali had een vrije dag opgenomen voor de levering.

Mevrouw Bouali heeft op 20 maart een bestelling bij u geplaatst. Deze bestelling zou op 3 april bij haar bezorgd worden. Dat gebeurde helaas niet. Mijn cliënte heeft contact met u opgenomen, en u hebt haar toen verteld dat de levering met 3 weken vertraagd was. Mevrouw Bouali had een vrije dag opgenomen voor de levering.

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Maak met de volgende informatie een levendig stukje tekst van ongeveer 50-75 woorden. Pas toe wat je geleerd hebt deze les.

Op vakantie bezoeken wij altijd dingen die mijn vader wil zien / we bezoeken saaie musea / we bezoeken lelijke kerken / we bezoeken steden die ik niet interessant vind

Slide 27 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Voorbeelduitwerking
Tijdens onze vakanties lijken we altijd in de ban van mijn vader. We slenteren door saaie musea. Geen verrassingen, geen verwondering. Neem het museum vol oude meesterwerken—dat hebben we al duizend keer gezien. Lege zalen. Daarna bekijken we lelijke kerken. Denk aan die grijze stenen kathedraal. Totaal ongeïnspireerd. En als klap op de vuurpijl bezoeken we steden die voor mij weinig aantrekkingskracht hebben. Stoffig en saai. Soms vraag ik me af: waar is die plek die wél mijn hart verovert?

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Afsluiting en vooruitblik
Volgende les: donderdag 14 november
  • Huiswerk: leesboek uit
  • Meenemen: LAPTOP en leesboek
  • Programma: boekopdracht periode A


Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies