imparfait
1 / 14
Lesduur is: 15 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
être - imparfait
vous ......
vous ......
Slide 3 - Open vraag
Tu ... (être, imparfait)
Slide 4 - Open vraag
faire - imparfait
ils .......
ils .......
Slide 5 - Open vraag
vendre, nous (imparfait)
Slide 6 - Open vraag
Imparfait NF
(vouloir) men wilde
(vouloir) men wilde
Slide 7 - Open vraag
Imparfait
(pouvoir) zij (v) konden =
(pouvoir) zij (v) konden =
Slide 8 - Open vraag
Vervoeg:
il - acheter (imparfait)
il - acheter (imparfait)
Slide 9 - Open vraag
Je (proposer, imparfait)
Slide 10 - Open vraag
Imparfait:
Je + visiter
Je + visiter
Slide 11 - Open vraag
imparfait
je ... (finir)
je ... (finir)
Slide 12 - Open vraag
Vul de imparfait in:
Ils _____ (regarder)
Ils _____ (regarder)
Slide 13 - Open vraag
Il y a kun je ook in de imparfait zetten. Wat wordt dat in de imparfait?
