zuren en basen

1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
ScheikundeMiddelbare schoolvmbo t, havoLeerjaar 3

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Zure en basische schoonmaakmiddelen

paragraaf 2.4

Slide 2 - Tekstslide

Wat gaan we doen (kennen en kunnen)
  • Wat doet een zuur/basisch schoonmaakmiddel
  • Wat is een indicator
  • wat is pH

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Video

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Video

Een neutrale stof heeft een pH van?
A
0
B
3
C
7
D
9

Slide 11 - Quizvraag

Met een zuur schoonmaakmiddel kan ik?
A
vet verwijderen
B
de vaat wassen
C
ramen lappen
D
kalk verwijderen

Slide 12 - Quizvraag

met een basisch schoonmaakmiddel kan ik?
A
vet verwijderen
B
cement van tegels halen
C
autolak poetsen
D
waterkoker ontkalken

Slide 13 - Quizvraag

een zure stof heeft een pH
A
van 7
B
van 0
C
kleiner dan 7
D
groter dan 7

Slide 14 - Quizvraag

gootsteenontstopper is agressiever dan groene zeep. De pH van gootsteenontstopper is
A
groter dan groene zeep
B
kleiner dan groene zeep
C
3
D
kun je niet zeggen

Slide 15 - Quizvraag

Welke stof is basisch?
A
water
B
ammonia
C
cola
D
azijn

Slide 16 - Quizvraag

Welke stof is zuur?
A
azijn
B
soda
C
gootsteenontstopper
D
water

Slide 17 - Quizvraag

Om te bepalen of een stof zuur of basisch is gebruik ik een?
A
predictor
B
emulgator
C
incubator
D
indicator

Slide 18 - Quizvraag

Bij een zeepmolecuul is de kop
A
xenofoob
B
hydrofoob
C
hydrofiel
D
xenofiel

Slide 19 - Quizvraag

detergent is
A
natuurlijke zeep
B
kalkzeep
C
groene zeep
D
synthetische zeep

Slide 20 - Quizvraag

kalkzeep ontstaat als opgeloste kalk reageert met een
A
natuurlijke zeep
B
emulsie
C
emulgator
D
detergent

Slide 21 - Quizvraag

men bepaalt de concentratie van een zuur of base met een
A
oxidatie
B
titratie
C
infiltratie
D
deductie

Slide 22 - Quizvraag

Opdrachten
Ga maken de opdrachten van het digitale materiaal (of uit je werkboek) van paragraaf 2.4

Slide 23 - Tekstslide