h2 water + inleiding hst 10

hst 2 + inleiding hst 10


Water en zuren/basen
1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
ScheikundeMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

hst 2 + inleiding hst 10


Water en zuren/basen

Slide 1 - Tekstslide

Zeep verwijdert vuil en vetvlekken.
Bij het wassen hechten
zeepdeeltjes aan vuildeeltjes.
Welke tekening is juist?
A
tekening 1
B
tekening 2
C
tekening 3
D
tekening 4

Slide 2 - Quizvraag

Op een fles verfverdunner staat:
Licht ontvlambaar. Schadelijk bij inademing, opname door de mond en aanraking met de huid.
Welke twee pictogrammen horen op de fles verfverdunner te staan?
D
C
B
A
A
pictogram A
B
pictogram B
C
pictogram C
D
pictogram D

Slide 3 - Quizvraag

Hoe zuurder een oplossing is hoe ... de pH
A
hoger
B
lager

Slide 4 - Quizvraag

Met een zuur schoonmaakmiddel kan ik?
A
vet verwijderen
B
de vaat wassen
C
ramen lappen
D
kalk verwijderen

Slide 5 - Quizvraag

Welke stof is basisch?
A
water
B
ammonia
C
cola
D
azijn

Slide 6 - Quizvraag

Bij een zeepmolecuul is de kop
A
xenofoob
B
hydrofoob
C
hydrofiel
D
xenofiel

Slide 7 - Quizvraag

detergent is
A
natuurlijke zeep
B
kalkzeep
C
groene zeep
D
synthetische zeep

Slide 8 - Quizvraag

  • zuiver water:  bevat alleen watermoleculen
  • oppervlaktewater zit aan het oppervlakte (meren, sloten, zee)
  • grondwater  zit onder de grond en is dus al gefilterd--> schoner dan oppervlakte water
  • als water op de grond komt lossen er mineralen en andere stoffen in op 
  • Dus: alleen gedestilleerd water /demiwater  en water in de lucht is  zuiver
    (als 
2.1 "soorten" water  

Slide 9 - Tekstslide

concentratie berekenen
  •  In een formule noteer je dat zo:


concentratie geeft aan hoeveel van een stof in het totale mengsel aanwezig is.
In het linker glas is de concentratie van de vaste stof in het mengsel veel kleiner dan in het rechter glas.

Slide 10 - Tekstslide

4a: gevraagd bereken concentratie glucose in ORS.
Probeer eerst zelf, als iedereen af heeft bespreken we dit.

  1. gevraagd: bereken concentratie glucose in ORS.
  2.  gegeven: V oplossing = 0,20 L (is hele mengsel)
                     m glucose   = 2,6 g  (is deel van mengsel)
  3. oplossing: concentratie = deel/ geheel
                     concentratie = 2,6 g/ 0,20 L = 13 g/L
  4. dus er zit 13 g glucose per liter ORS

Slide 11 - Tekstslide

2.2 schoonmaken met water en zeep
 
  • water is een goed oplosmiddel voor zeep en het spoelmiddel om zeep te verwijderen
  • natuurlijke zeep = gemaakt van plantaardige
    en dierlijke olie en vetten

  • synthetische zeep wordt ook detergent genoemd
    = gemaakt van aardolieproducten
  • zeep is bacterie en virus dodend 

Slide 12 - Tekstslide

2.2 zeepmoleculen
  • zeepmoleculen zijn groot en hebben een hydrofiele=waterlievende kop 
     en een hydrofobe = watervrezende staart (die wel van vet houdt)
  • zeep kan dus vet en water samenhouden, het is een emulgator
  • de hydrofobe staarten dringen in het vet, het water beukt tegen de hydrofiele koppen, zo tillen de zeepdeeltjes het vet op. Het vet spoelt met het zeep en water weg

Slide 13 - Tekstslide

2.2 Zeep en leidingwater
  • In Nederland bevat het kraanwater op veel plekken veel opgelost kalk
  • We spreken dan van hard water.
  • Nadelen hard water:
     1) het vormt vooral bij verwarmen kalkaanslag(= ketelsteen) in machines
    2) hard water + natuurlijke zeep--> kalkzeep ( geeft witte vlekken) + meer zeep nodig want een deel van het zeep reageert met water ipv met vet.

Slide 14 - Tekstslide

2.3 verzorgingsproducten van huid, haar en gebit
  • bevatten water om het vloeibaar/smeerbaar te maken
  • crème en conditioner moet verzorgend zijn--> bevat olie/vet maar óók een emulgator (=zeepachtig)
  • bacteriën in tandplak zetten suikers om in zuur-> gaatjes
  • -> tandpasta:  bevat een schuurmiddel en synthetische zeep om tandplak te verwijderen en fluoride om het glazuur te herstellen

Slide 15 - Tekstslide



  • voorbeelden van zure oplossingen
  • zoutzuur (= waterstofchloride oplossing)
voorbeelden van basische oplossingen
          2.4  zure - en  basische oplossingen
  • veel schoonmaakmiddelen bestaan uit een zure of basische oplossing
  • het grootste bestanddeel van deze schoonmaakmiddelen is dus water
  • zure oplossingen bevatten H+(aq) ionen
  • basische oplossingen kunnen H+(aq) ionen opnemen
  • bij mengen van zure- en basische oplossingen ontstaan chemische reacties
  • dat kan gevaarlijk zijn want er kunnen schadelijke stoffen (zoals chloorgas) of zelfs explosies ontstaan
  • dus nooit zomaar mengen!!

glorix +zuur( b.v. urine)--> water +chloorgas!!!

Slide 16 - Tekstslide



  • voorbeelden van zure oplossingen
  • zoutzuur (= waterstofchloride oplossing)
voorbeelden van basische oplossingen
          2.4  zure oplossingen kenmerken pH 0 tot 7
  • bevatten H+(aq) ionen (hoe meer des te lager de pH)
  • smaken zuur (mag niet proeven)
  • sterke zure oplossingen kunnen ontkalken en je huid en metaal aantasten (= corrosief zie symbool)

voorbeelden: koolzuurhoudende frisdrank, vruchtensap,
 
maagzuur, wc eend (= ontkalker) en uit hst 10:
  • schoonmaakazijn (= azijnzuuroplossing H+(aq)+ Ac-(aq)
  • zoutzuur (= waterstofchloride oplossing H+(aq)+ Cl-(aq)

Slide 17 - Tekstslide

  • kunnen H+(aq) ionen opnemen hoe meer des te hoger de pH
  • smaken zeepachtig (niet proeven) en voelen glibberig 
  • kunnen vet/olie verwijderen
  • sterke basische stoffen tasten je huid (aan zie pictogram)
  • voorbeelden basische oplossingen: ammonia (NH3(aq) ),
    driehoek vloeibare zeep, gootsteenontstopper/natronloog
    notatie natronloog: Na+(aq) + OH-(aq) 
  • natronloog is ook corrosief (zie vorige slide)
     basische schoonmaakmiddelen pH boven 7 tot 14

Slide 18 - Tekstslide

  • zure oplossing:  hoe lager de pH waarde des te zuurder
  • basische oplossing:  hoe hoger de pH waarde des te basischer 
  • pH 7 = neutraal (b.v. zuiver water )
  • pH 5,5 = huidneutraal (voor huidproducten want huidvet/tal is  lichtzuur)
pH 7>14 
Dus: pH meten = "zuurgraad" weten (kan alleen in oplossingen )
pH 0 < 7 = zuur

Slide 19 - Tekstslide

indicator: toont aan of bepaalde stof aanwezig is
de bekendste pH indicatoren zijn  (binas tabel 36)
  • rode koolsap
  • rood lakmoes (= rood bij zuur of bij neutraal, blauw bij base )
  • blauw lakmoes(= blauw bij base of bij neutraal,  rood bij zuur)
  • universeel indicator papier (m.b.v. de bijbehorende
    controlestrook lees je iets nauwkeuriger af hoe zuur/basisch)
  • fenolftaleiine is in een zuur of neutrale oplossing kleurloos, het kleurt roze bij een base hiermee kun je het nauwkeurigste de pH bepalen.
  • tegenwoordig wordt  vaak  broomthymolblauw gebruikt

Slide 20 - Tekstslide

indicatoren: tonen aan of bepaalde stof aanwezig is
Binas tabel 36 pH indicatoren 

  • rodekoolsap (rood =zuur, paars= neutraal, groen/geel= base)
  • rood lakmoes (=  blauw bij base, rood bij zuur of neutraal,)
  • blauw lakmoes(= blauw bij base of neutraal, rood bij zuur)
  • fenolftaleine (kleurloos bij zuur--> roze bij base
  • universeel indicator papier (=pH papier, controlestrook nodig)
pH meten = "zuurgraad" weten (kan alleen in oplossingen )

Slide 21 - Tekstslide

Verschil verdunnen en zuur-base reactie 
  • bij verdunnen breng je extra water bij een oplossing -->  
  • zure oplossing wordt minder zuur (pH stijgt maar nooit tot pH7)
  • basische oplossing wordt minder basisch (pH daalt maar nooit tot pH 7)

  • bij zuur + base reacties wordt meestal  water gevormd (soms ook koolstofdioxide of ammonium)
  • bij zuur + base reacties ben je aan het neutraliseren -> pH gaat richting  7 

Slide 22 - Tekstslide

Afspraken: 
Geef  uitleg bij de gestelde vraag als dat nodig is.
Overhoor elkaar (of jezelf ;))

Slide 23 - Tekstslide

Welk van de onderstaande schoonmaakmiddelen is een zuur schoonmaakmiddel?
A
Groene zeep
B
Ammonia
C
Gootsteenontstopper
D
Schoonmaakazijn

Slide 24 - Quizvraag

Welke kleur geeft een rood lakmoespapiertje in basisch milieu?
A
Rood
B
Blauw
C
Paars
D
Groen

Slide 25 - Quizvraag

Welke kleur lakmoespapier kan je het beste gebruiken als je een basische stof wil aantonen?
A
blauw lakmoespapier, dat kleurt met een basische stof rood
B
blauw lakmoespapier, dat blijft met een basische stof blauw
C
rood lakmoespapier, dat blijft met een basische stof rood
D
rood lakmoespapier, dat kleurt met een basische stof blauw

Slide 26 - Quizvraag

met een basisch schoonmaakmiddel kan ik?
A
vet verwijderen
B
cement van tegels halen
C
autolak poetsen
D
waterkoker ontkalken

Slide 27 - Quizvraag

een zure stof heeft een pH
A
van 1 tot 7
B
van 0 tot 14
C
kleiner dan 7
D
groter dan 7

Slide 28 - Quizvraag

gootsteenontstopper is agressiever dan groene zeep. De pH van gootsteenontstopper is
A
groter dan van groene zeep
B
kleiner dan van groene zeep
C
kleiner dan 3
D
kun je niet zeggen

Slide 29 - Quizvraag

kalkzeep ontstaat als opgeloste kalk reageert met (een)
A
natuurlijke zeep
B
emulsie
C
emulgator
D
detergent

Slide 30 - Quizvraag

men bepaalt de concentratie van een zuur of base met een
A
oxidatie
B
titratie
C
infiltratie
D
deductie

Slide 31 - Quizvraag