Het verkeer

Het verkeer
Het verkeer
1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 31 slides, met tekstslides en 3 videos.

Onderdelen in deze les

Het verkeer
Het verkeer

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Video

de auto

Slide 3 - Tekstslide

de fiets

Slide 4 - Tekstslide

de motor

Slide 5 - Tekstslide

de bus

Slide 6 - Tekstslide

de metro

Slide 7 - Tekstslide

de trein

Slide 8 - Tekstslide

de boot

Slide 9 - Tekstslide

het schip

Slide 10 - Tekstslide

de tram

Slide 11 - Tekstslide

het vliegtuig

Slide 12 - Tekstslide

de taxi

Slide 13 - Tekstslide

het fietspad

Slide 14 - Tekstslide

de straat

Slide 15 - Tekstslide

de weg

Slide 16 - Tekstslide

de snelweg

Slide 17 - Tekstslide

de snelweg

Slide 18 - Tekstslide

het station

Slide 19 - Tekstslide

het verkeersbord 

Slide 20 - Tekstslide

het stoplicht

Slide 21 - Tekstslide

gaan

ik ga
jij gaat
hij / zij gaat

wij gaan
jullie gaan
zij gaan

Slide 22 - Tekstslide

Hoe ga je naar school?
Hoe ga je naar huis?

Hoe gaan jullie naar Amsterdam?
Hoe gaan jullie naar de winkel?

Hoe kom je naar de les?

Slide 23 - Tekstslide

Ik ga naar huis met de auto.
Jij gaat naar huis met de fiets.
Hij komt met de taxi.

Wij komen naar school met de bus.
Jullie gaan naar Amsterdam met de trein.
Zij gaan naar Amerika met het vliegtuig.

Slide 24 - Tekstslide

fietsen

Slide 25 - Tekstslide

fietsen

ik fiets
jij fietst
hij / zij fietst

wij fietsen
jullie fietsen
zij fietsen

Slide 26 - Tekstslide

Ik fiets op mijn fiets.
Ik fiets achter mijn vriend.

Jij fietst naar de sportclub.

Wij fietsen elke dag naar school.
Jullie fietsen niet. Jullie lopen.
Wij fietsen met jullie.

Slide 27 - Tekstslide

komen
gaan

Slide 28 - Tekstslide

komen

ik kom
jij komt
hij / zij komt

wij komen
jullie komen
zij komen

Slide 29 - Tekstslide

Slide 30 - Video

Slide 31 - Video