21/22 week 3-2 spelling
1 / 23
Lesduur is: 50 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Wat is het voltooid deelwoord
A
Bij een vraag komt deze vooraan
B
staat (bijna) altijd ge- be- of ver- in het werkwoord
C
wie/wat + werkwoorden
D
staat altijd ge- be- of ver in maar is geen werkwoord
Slide 2 - Quizvraag
Wat is geen voltooid deelwoord?
A
Gelopen
B
Verzorgd
C
Gewerkt
D
Worden
Slide 3 - Quizvraag
Een zwak werkwoord...
A
verandert niet van klank in de verleden tijd
B
verandert wel van klank in de verleden tijd
Slide 4 - Quizvraag
Wat is een zwak werkwoord?
A
Slapen
B
Meten
C
Durven
D
Schieten
Slide 5 - Quizvraag
Wat is een tegenwoordig deelwoord?
Slide 6 - Open vraag
Wat is het tegenwoordig deelwoord van: voetballen
Slide 7 - Open vraag
Trema
Wanneer gebruik je een trema?
A
Als binnen een woord klinkers botsen
B
Gewoon omdat het leuk staat.
C
als het een samenstelling is
D
als je denkt dat het moet, er is geen regel voor
Slide 8 - Quizvraag
Trema of niet?
A
financien
B
financiën
Slide 9 - Quizvraag
Trema of niet?
A
gekopïeerd
B
gekopieerd
Slide 10 - Quizvraag
Een apostrof is een...
A
zwevende komma
B
omgevallen punt
C
liggende komma
D
struikelend vraagteken
Slide 11 - Quizvraag
Apostrof of niet?
A
cdtje
B
cd'tje
Slide 12 - Quizvraag
Een accent is
A
Zo'n streepje of dakje op de e.
B
Hetzelfde als een trema.
Slide 13 - Quizvraag
accent grave
A
décolleté
B
crèche
C
enquête
Slide 14 - Quizvraag
Het voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord schrijf je ...
A
Zo lang mogelijk
B
Zo kort mogelijk
Slide 15 - Quizvraag
Wat is het voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord?
botsen
botsen
A
bebotst
B
gebotst
C
beboste
D
gebotste
Slide 16 - Quizvraag
Maak van het voltooid deelwoord een bijvoeglijk naamwoord.
(vergeten) De ... groente
(vergeten) De ... groente
A
vergeette
B
vergeten
C
vergeet
D
vergete
Slide 17 - Quizvraag
In welke zin is het voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord gebruikt?
A
De brief is geschreven
B
De geschreven brief
C
Hij schrijft snel een brief
D
De blauwe brief ligt op de tafel
Slide 18 - Quizvraag
Noteer het tegenwoordig deelwoord als bijvoeglijk naamwoord.
spieken: het ... kindje
spieken: het ... kindje
Slide 19 - Open vraag
Persoonsvorm tegenwoordige tijd
Persoonsvorm verleden tijd
Voltooid deelwoord
Voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord
Heeft drie vormen
Sterke werkwoorden hebben een eigen vorm
Sterke werkwoorden eindigen meestal op -en
Schrijf je zo kort mogelijk
ik-vorm +te(n)
ik-vorm+de(n)
ik-vorm
ik-vorm+t
Hele werkwoord
ge/be/ver+ik-vorm+t
ge/be/ver+ik-vorm+d
Slide 20 - Sleepvraag
Wat is juist?
Tussenletters bij samenstellingen
Tussenletters bij samenstellingen
A
tarwebrood
B
tarwenbrood
Slide 21 - Quizvraag
Wat is juist?
Tussenletters bij samenstellingen
Tussenletters bij samenstellingen
A
zonnenscherm
B
zonnescherm
Slide 22 - Quizvraag
Moet je stof nog herhalen?
JA
NEE
