Klas 2A gymn Montag, den 31. Januar 2022

Montag, den 31. Januar 2022
  • Willkommen
  • Nachsehen Hausaufgaben
  • Ziele dieser Unterrichtsstunde
  • Grammatik: meervoud regels + lidwoord en persoonlijk vnw.
  • Hören
  • Aussprache + Alphabet
  • E-Mail schreiben
  • Gespräch Aufgabe 13.2 + Plauderecke B
  • Hören
  • Grammatik üben
  • Hausaufgaben 
  • Zum Schluss
1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 15 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Montag, den 31. Januar 2022
  • Willkommen
  • Nachsehen Hausaufgaben
  • Ziele dieser Unterrichtsstunde
  • Grammatik: meervoud regels + lidwoord en persoonlijk vnw.
  • Hören
  • Aussprache + Alphabet
  • E-Mail schreiben
  • Gespräch Aufgabe 13.2 + Plauderecke B
  • Hören
  • Grammatik üben
  • Hausaufgaben 
  • Zum Schluss

Slide 1 - Tekstslide

Nachsehen Hausaufgaben:
Aufgabe 10.1 Seite 24
Aufgabe 11.1 Seite 25
Aufgabe 13.2 Seite 28 -> in schrift 

Slide 2 - Tekstslide

Ziele dieser Unterrichtsstunde:
  • Je kunt de geleerde grammatica oefenen.
  • Je kunt vragen beantwoorden tijdens het luisteren.
  • Je kunt sch, sp en st uitspreken in het Duits.
  • Je weet hoe je de letters van het alfabet uitspreekt in het Duits

Slide 3 - Tekstslide

Grammatik: het meervoud van zelfstandige nw.
Belangrijkste vraag: wat is het lidwoord?
  • regels der die das
  • leren lidwoord met zelfstandige naamwoorden in de Wörterlisten

  • Schema bekijken en oefenen!

Slide 4 - Tekstslide

lidwoorden en persoonlijk vnw
alle zelfstandige naamwoorden kun je in een zin vervangen door een persoonlijk vnw.  Belangrijkste vraag: wat is het lidwoord van het zelfst. nw!!!

                                       persoonlijk vnw.
der-woorden ->      er
die-woorden ->      sie
das-woorden ->     es
die-woorden  ->     sie     (meervoud)

Slide 5 - Tekstslide

Hören
Aufgaben 3.2   4.1   4.2  en 10.2 
Seiten 9-10
Seite 15
Seiten 24-25

Slide 6 - Tekstslide

Aussprache   + Alphabet
Aufgabe 12.1  Seite 27

Aufgabe 14.4   Seiten 30-31

Slide 7 - Tekstslide

E-Mail schreiben
Aufgabe 16.1  Seiten 33-34  + TB Seite 56 bron 16
Wat moeten we doen?
Gezamenlijk lezen

Machen Aufgabe 16.1
Klaar: Aufgabe 17.1
Besprechen Aufgaen 16.1

timer
1:00

Slide 8 - Tekstslide

Gespräch: Aufgabe 13.2
  • Gespräch Aufgabe 13.2 üben.
  • Beide rollen oefenen.
  • Aantal leerlingen worden aangewezen.

-> Let op de uitspraak van de klinkers die we tot nu toe hebben gehad (aantekeningen schrift?)
timer
1:00

Slide 9 - Tekstslide

Plauderecke B  Seite 32

Aufgabe 15.1 gezamenlijk luisteren en lezen -> TB Seite 55

  • Machen Aufgabe 15.2 -> in schrift
  • Klaar: Leren Schreibecke, Leren Plauderecke A+B
  • Besprechen Aufgabe 15.2 
timer
1:00

Slide 10 - Tekstslide

Hören
Aufgabe 17.2 Seite 35
Gezamenlijk lezen van de inleiding.
Wat moeten we daarna doen?

Slide 11 - Tekstslide

Grammatik üben
  • Plural
  • bezittelijke vnw vertalen
  • oefeningen ein-groep
  • regels der die das
  • enz

Slide 12 - Tekstslide

Hausaufgaben:
Lernen: Wörterlisten A+B Seite 60 Textbuch
Lernen: Grammatik ein-groep + meervoud + persoonlijk vnw
Lernen: Plauderecke A+B  Seiten 54-55 Textbuch
Lernen: Schreibecke Seite 56 Textbuch

Machen:
Aufgabe 17.1  Seite 34
Afmaken 13.2 Seite 28 -> in schrift     Hulpmiddelen: Plauderecke A + Wörterlisten A+B

Slide 13 - Tekstslide

Wiederholung Grammatik
ein/kein -> wel/geen uitgang

Stappenplan:
  • Wat is het lidwoord?
  •         → toepassen regels der die das
  •        → of leren lidwoord Wörterlisten A+B
  • der+das → geen e als uitgang
  • die+die → wel e als uitgang
  • Ezelsbruggetje: die + die → eindigen op een e
  • bij meervoud kun je geen ein gebruiken

Slide 14 - Tekstslide

ein-Gruppe
Bestaat uit:
  • ein -          = een
  • kein -        = geen                                 mijn     jouw   zijn     haar   zijn   ons/onze  jullie     hun    uw
  • bezittelijke voornaamwoorden (mein-, dein-, sein-, ihr-, sein-, unser-, euer/eure, ihr- en Ihr)
       (pers. vnw.                                            ich         du        er     sie     es       wir          ihr                sie          Sie)

mijn auto               mein Auto (onzijdig) 
jouw broer            dein Bruder (mannelijk persoon)
uw jas                     Ihre Jacke (vrouwelijk -> eindigt op e)
zijn zus   seine Schwester (vrouwelijk -> vrouwelijk persoon)

Slide 15 - Tekstslide