In deze les zitten 35 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.
Lesduur is: 100 min
Onderdelen in deze les
Nederlands
Thema 7 hoofdstuk 2
Spelling & Grammatica
Deel 1
Slide 1 - Tekstslide
Verwachtingen
Telefoon/jas
Je neemt verantwoordelijkheid voor je eigen gedrag.
Doe actief mee
luister naar iedereen
wacht op je beurt
Slide 2 - Tekstslide
Vorige les
Wat hebben we vorige les besproken:
We hebben de moeilijke woorden besproken en er opdrachten mee gemaakt.
We hebben spreekwoorden/ uitdrukkingen die horen bij het thema Geld besproken.
Slide 3 - Tekstslide
Lesdoel:
Aan het einde van deze les:
-Hebben we herhaald wat werkwoorden zijn.
-Hebben we de STAM herhaald.
-Hebben we tegenwoordige en verleden tijd herhaald.
-Kan je werkwoorden vervoegen.
-Ken jij het verschil tussen zwakke en sterke werkwoorden.
-Weet ik de regel die hoort bij het zwakke werkwoord.
Slide 4 - Tekstslide
De Stam
Slide 5 - Tekstslide
Wat is de stam van een werkwoord?
A
Het hele werkwoord zonder -en
B
Het werkwoord in de jij-vorm
C
Het hele werkwoord + en
D
De eerste 3 letters van een werkwoord
Slide 6 - Quizvraag
Ik .......... (dansen)
Slide 7 - Open vraag
Ik .......... (drinken)
Slide 8 - Open vraag
Ik .......... (tekenen)
Slide 9 - Open vraag
Tegenwoordige tijd
Het gebeurt nu / het gaat nog gebeuren
Ik eet
Hij slaapt
Wij werken
Slide 10 - Tekstslide
tegenwoordige tijd
blaft
speelde
speelde
luistert
rent
piepte
bijt
Slide 11 - Sleepvraag
Verleden tijd
Het is al geweest
Ik droomde over de vakantie....
Ik sliep net zo lekker....
Woorden die je vaak ziet:
gisteren, vorige week, afgelopen maand
Slide 12 - Tekstslide
Verleden tijd
kopen
geef
woonde
protesteerde
eet
loopt
huilde
Slide 13 - Sleepvraag
Wat is de verleden tijd?
jij knipt
A
jij kniepte
B
jij knipde
C
jij knoopt
D
jij knipte
Slide 14 - Quizvraag
Wat is de verleden tijd?
ik lees
A
ik leesde
B
ik las
C
ik laste
D
ik leeste
Slide 15 - Quizvraag
Wat is de verleden tijd?
ik loop
A
ik liep
B
ik loopte
C
ik loopde
D
ik liepte
Slide 16 - Quizvraag
Wat is de verleden tijd?
wij schieten
A
ik schoot
B
wij schietten
C
wij schoten
D
wij scheiden
Slide 17 - Quizvraag
Opdracht
- Ga naar bladzijde 236 in je werkboek, kijk naar opdracht 1.
- We lezen samen de vragen door.
- Kruis het goede antwoord aan.
Slide 18 - Tekstslide
Werkwoorden in de TT vervoegen
TT = tegenwoordige tijd.
Een werkwoord wordt niet altijd op dezelfde manier gespeld. Het op een goede manier spellen van een werkwoord noem je vervoegen.
Om een werkwoord in de TT te kunnen vervoegen moet je 2 dingen weten:
1. Hoe vind je de stam in een werkwoord?
2. Hoe vervoeg je het werkwoord lopen in de tegenwoordige tijd? (waarom lopen??? -> als je weet hoe je het WW lopen in TT moet vervoegen, kun je bijna alle werkwoorden in de TT vervoegen).
Slide 19 - Tekstslide
Werkwoorden in de TT vervoegen
Regels voor het vervoegen:
ik Stam (hele werkwoord -en)
hij/ zij/ u/ jij Stam + t
wij/ jullie/ zij Hele werkwoord
Slide 20 - Tekstslide
Werkwoorden in de TT vervoegen
Regels voor het vervoegen bij LOPEN
ik LOOP Loop ik/jij?
hij/ zij/ u/ jij LOOPT Loopt u/ hij/ zij?
wij/ jullie/ zij LOPEN Lopen wij/ jullie/ zij?
LET OP: staat JIJ of JE achter het werkwoord dat gebruik je de stam (ik-vorm).
Slide 21 - Tekstslide
Opdracht
Ga naar bladzijde 238 en 239 en 240 in je werkboek, kijk naar opdracht 2 en 3.
- We lezen samen de opdrachten door.
- Maak zelfstandig de opdrachten
timer
10:00
Slide 22 - Tekstslide
Studiemeter
www.studiemeter.nl
Log in met je naam en wachtwoord
1. Klik op Nederlands
2. Klik op via start taal online
3. Klik op via-vooraf op weg naar 1F
4. Klik op thema 7 spelling en grammatica
5. Maak de bovenste 2 oefeningen
Huiswerk: Is Studiemeter niet af, dan maak je het thuis als huiswerk.
Klaar?!: --> Werkblad maken over sterke werkwoorden in de verleden tijd
Slide 23 - Tekstslide
Slide 24 - Video
Werkwoorden in de VT
Met werkwoorden in de verleden tijd is iets aan de hand.