thema 2 week 2 les 7 spelling

Lesdoel: Je kan werkwoorden in de verledentijd schrijven.
1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
BasisschoolGroep 7

In deze les zitten 14 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Lesdoel: Je kan werkwoorden in de verledentijd schrijven.

Slide 1 - Tekstslide

Hoe zat het ook alweer met de verleden tijd?
overleg met je buur. 

Slide 2 - Tekstslide

Welke stap ontbreekt?

Slide 3 - Tekstslide

reizen
1. stam is hele werkwoord - en
reiz
2. Kijken naar de laatste letter 
3. Zit die wel of niet in 't kofschip x?
ja = te(n)
nee = de(n)
reisde(n)

Slide 4 - Tekstslide

Wat is de laatste stap?
De jongens (reizen) gisteren met de trein naar school. 


Slide 5 - Tekstslide

Bedenk zelf eens een woord met het zelfde probleem.

Slide 6 - Tekstslide

Wij (verven) de muur in ons nieuwe huis.
1. de stam
2. kijken naar de laatste letter.
3. enkelvoud of meervoud?

Slide 7 - Open vraag

Hij (bonzen) tegen de muur toen hij boos was.
1. de stam
2. kijken naar de laatste letter.
3. enkelvoud of meervoud?

Slide 8 - Open vraag

Laura (durven) niet in de achtbaan.
1. de stam
2. kijken naar de laatste letter.
3. enkelvoud of meervoud?

Slide 9 - Open vraag

De auto's (razen) over de snelweg.

Slide 10 - Open vraag

Hij (leven) een jaar in Frankrijk.

Slide 11 - Open vraag

Pak je dicteeschrift en je datamapje.
Voorspel hoeveel woorden je goed gaat hebben.
Kleur dit in je datamapje.

Slide 12 - Tekstslide

Dictee

Slide 13 - Tekstslide

Antwoorden
1. durfden                                                 5. raasden
2. vreesde                                                6. blufte
3. fietsten                                                 7. beefde
4. botsten                                                 8. plofte

Kijk na en vul in hoeveel je er goed had.
leg het schrift en het datamapje op de hoek van je tafel.
Juf komt langs. 

Slide 14 - Tekstslide