Grammatica H3.1 & 3.2

Welkom! 
Grammatica H3
Werkwoordspelling 
3.1 & 3.2

Doel: Je weet hoe je de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd en in de verleden tijd correct spelt. 
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Welkom! 
Grammatica H3
Werkwoordspelling 
3.1 & 3.2

Doel: Je weet hoe je de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd en in de verleden tijd correct spelt. 

Slide 1 - Tekstslide

Haal de persoonsvorm uit de zinnen:
- Ik leid vanmiddag de bespreking over het nieuwe product.
- Deze regel geldt nu ook voor de rest.

Slide 2 - Open vraag

Persoonsvorm tegenwoordige tijd (tt)
Ik leid vanmiddag de bespreking 
Deze regel geldt nu ook voor de rest. 
  • Werkwoord, hoort bij het onderwerp.
  • De spelling van de pv pas je aan op de tijd van deze zin en de vorm van het onderwerp. 
- enkelvoud: ik, hij, zij, het, Julia
- meervoud: wij, jullie, ze, mijn vrienden 

Slide 3 - Tekstslide

stam: hele werkwoord - en
leiden - en: leid, worden - en: word, geloven - en: gelov, 
(enkelvoud) ik-vorm: geloof 
(enkelvoud) je, hij, zij, het: ik-vorm + t (gelooft)
(meervoud) wij, jullie, ze, mijn vrienden: hele werkwoord (geloven)




Slide 4 - Tekstslide

*landen* 1. Over enkele minuten … ons vliegtuig.
*beïnvloeden* 2. Dit medicijn … je concentratievermogen.

Slide 5 - Open vraag

Antwoorden: 
1. Over enkele minuten landt ons vliegtuig.
2. Dit medicijn beïnvloedt je concentratievermogen. 

Slide 6 - Tekstslide

*zeggen* *rijden* 1. Suus … dat de bus niet meer langs deze halte … .
* vinden* 2. ... je dat deze twee materialen bij elkaar passen?

Slide 7 - Open vraag

Antwoorden: 
1. Suus zegt dat de bus niet meer langs deze halt rijdt.
2. Vind je dat deze materialen bij elkaar passen?

Slide 8 - Tekstslide

Let op!: 
  • Alleen de ik-vorm: 
- óók voor jij/je: 
Vind je dat leuk? Loop jij morgen met mij mee?
Hier vind je de antwoorden van de opdracht. Zo word je ...
- gebiedende wijs (bevel): Pak dit vast
  • Vindt je broer dat wel leuk?
  • Hij beantwoordt de vraag vol enthousiasme. 

Slide 9 - Tekstslide

Persoonsvorm verleden tijd 
Sterke werkwoorden: krijgen in de verleden tijd een klinker wisseling.
Verblijven - De artiest verbleef in een gigantisch en luxe hotel in Amsterdam. 
Kijken - Ze keken de horrorfilm vol angst.  
Vinden  - Hij vond het maar een lastige beslissing.  

Slide 10 - Tekstslide

Persoonsvorm verleden tijd 
Zwakke werkwoorden: 
onderwerp enkelvoud: ik-vorm +te of ik-vorm +de
onderwerp meervoud: ik-vorm +ten of ik-vorm +de

te(n) of de(n)? 
vaak hoor je het! twijfel? gebruik 't kofschip of 't ex-fokschaap
  • eindigt de stam (hele ww - en) van de pv op één van deze letters?:             ik-vorm+ te(n)                                               knippen - knip - knipte 
  • niet? ik-vorm + de(n)                                 reizen - reiz - reisde            !


Slide 11 - Tekstslide

1. juichde of juichte?
2. blafde of blafte?
3. beloofde of beloofte?

Slide 12 - Open vraag

Antwoorden: 
1. juichte, want 'ch' hoort bij 't kofschip/'t ex fokschaap
2. blafte, want 'f' hoort erbij 
3. beloofde, want beloven - 'v' hoort niet er niet bij

Slide 13 - Tekstslide

*verwonden* 1. De twee skaters ... zich toen ze tegen elkaar aan botsten.
*bonzen* 2. De buurman ... kwaad tegen de muur.

Slide 14 - Open vraag

Antwoorden: Let op! 
1. De twee skaters verwondden zich toen ze tegen elkaar aan botsten. 
  • verwonden - verwond - verwondde(n)
  • praten, pesten etc. de stam eindigt op -t
verleden tijd: hij praatte, hij pestte 
2. De buurman bonsde kwaad tegen de muur. 
bonzen, stam: bonz

Slide 15 - Tekstslide

Huiswerk: oefenen!
Maak de opdrachten van  grammatica 3.1 en 3.2 in NuNederlands. 


Slide 16 - Tekstslide