Regie 11-15 mei

1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
WelzijnMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Herhaling les
Maak aantekening en pak je telefoon erbij voor de quiz

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Motiverende gespreksvoering
Motiverende gespreksvoering gaat uit van de eigen kracht van de cliënt. Deze methode is geschikt voor mensen die hun gedrag willen en kunnen veranderen.
 Bij motiverende gespreksvoering maak je gebruik van het uitlokken van verandertaal

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 5 - Tekstslide

Er zijn vier principes die als een rode draad door de methode ‘motiverende gespreksvoering’ lopen:
Wees empathisch: het gaat om daadwerkelijk inleven in de cliënt en niet doen alsof.

Ontwikkelen van discrepantie: discrepantie verwijst naar de spanning (tegenstrijdigheid) tussen het huidige en het gewenste gedrag. Het gaat om de bewustwording van de cliënt.

Meeveren met weerstand: vermijd discussie of argumentatie. Veer mee met de weerstand en zie dit als een kans.

Ondersteunen van eigen effectiviteit: het gaat er hierbij om dat je het geloof in eigen kunnen ondersteunt en versterkt. Eigen effectiviteit is een directe voorspeller van gedragsverandering.

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zet de functie bij het juiste begrip
De hersenstam
De grote hersenen
De tussenhersenen
De kleine hersenen
sturen voortdurend alle boodschappen naar de spiervezels bij.
regelt alle basale lichaamsfuncties.
stellen ons in staat om bewust na te denken over de informatie die binnenkomt.
dienen voor de verwerking van binnenkomende informatie.

Slide 13 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

De stoornis in het taalgebruik en/of stoornis in het taalbegrip
A
Apraxie
B
Afasie
C
Agnosie
D
Neglect

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

bij CIS (Clinically Isolated Syndrome) zijn er neurologische klachten zoals tintelingen, schietende pijn, trillingen of krachtverlies
A
Waar
B
Niet waar

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke voorbeelden horen bij welke stoornis?
van motorische stoornissen.
van psychische stoornissen.
van sensorische stoornissen.
van coördinatiestoornissen.
Evenwichtsproblemen en duizeligheid zijn voorbeelden
Krampen, tremoren en stijfheid zijn voorbeelden
Angst, lusteloosheid en stemmingswisselingen zijn voorbeelden
Tintelingen, pijn en wazig zien zijn voorbeelden

Slide 16 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Bij ALS sterven alle zenuwcellen in het ruggenmerg en de hersenstam af.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Het is een aangeboren aandoening waarbij de wervelkolom niet helemaal gesloten is.
A
ALS
B
Reuma
C
Spina bifida
D
Dwarslaesie

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Functie van het middenoor: zenuwimpulsen via de gehoorzenuw doorgeven aan de hersenen.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Zorgt voor de stevigheid van het oog en de oogspieren zijn eraan bevestigd
A
vaatvlies
B
harde oogrok
C
netvlies

Slide 20 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Bij inwendige ziekten, zoals diabetes mellitus, kan slechtziendheid optreden
Bij neurologische ziekten, zoals de ziekte van Alzheimer en de ziekte van Parkinson, komt vaak slechtziendheid voor.
Door een infectie tijdens de zwangerschap, bijvoorbeeld rodehond, kan de baby slechtziend geboren worden.
Er zijn meer mensen met aangeboren dan op latere leeftijd verworven slechtziendheid of blindheid.
Overmatig alcoholgebruik in combinatie met veel roken kan slechtziendheid veroorzaken.
Waar
Waar
Niet waar
Niet waar
Waar

Slide 21 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Waarmee worden botten verbonden?
A
gewricht, beenvlies, spieren
B
beenvlies, netvlies, organen
C
gewricht, naadverbinding, kraakbeen
D
spieren, naadverbinding, kraakbeen

Slide 22 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat voor soort gewricht is het op de afbeelding?
A
Kogelgewricht
B
Scharniergewricht
C
Zadelgewricht
D
Rolgewricht

Slide 23 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Spieren hebben energie en zuurstof nodig om te kunnen bewegen?
A
Waar
B
Niet waar

Slide 24 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Waneer gebeurd er wat bij van osteoporose?
Fase 1
Fase 2
Fase 3
Fase 4
Het botweefsel wordt minder sterk.
De botten kunnen snel breken en inzakken.
Het bot verliest langzaam steeds meer botmineralen, vooral kalk.
De botten kunnen niet meer tegen een grote belasting.

Slide 25 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke spieren vallen onder het dwarsgestreepte spierweefsel?
A
spieren in de wand van de slagaders, hartspier
B
hartspier, huidspieren, spieren die vastzitten aan het skelet
C
spieren in maagdarmkanaal, huidspieren
D
Huidspieren, spieren in luchtwegen, spieren in je tong

Slide 26 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies