Vriendschap 3 Hm1J

Vriendschap
Brugklas, periode 4
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
LevensbeschouwingMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Vriendschap
Brugklas, periode 4

Slide 1 - Tekstslide

Laat je telefoon nog even in je tas.

Pas vanaf dia 13 komen er quizvragen voor in deze presentatie.

De quizvragen kunnen we alleen doen als er tijd over is.

Slide 2 - Tekstslide

Maak in je werkboek
  • Opdracht 1 op bladzijde 63
  • Opdracht 4 op bladzijde 64
  • Opdracht 7 op bladzijde 65
    (let op, hiervoor moet je ook
    bladzijde 79 uit je tekstboek lezen)
  • Opdracht 8 op bladzijde 66
timer
10:00

Slide 3 - Tekstslide

Lees par. 3.1 t/m 3.3
Dit kun je vinden op bladzijde 82 t/m 84 van je tekstboek.

Slide 4 - Tekstslide

Neem de volgende aantekeningen over...

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Par. 3 Een filosofische kijk op vriendschap
  • Aristoteles was een Griekse filosoof die leefde van 384 - 322 v. Chr.

  • Het Griekse woord voor vriend, philos, is afgeleid van houden van, philein.  
  • Aristoteles vroeg zich af: wat houdt 'houden van' in als het gaat om vriendschap?

Slide 7 - Tekstslide

Aspect 1:

a) Wederkerigheid: vrienden houden wederzijds van elkaar. Je kunt bijvoorbeeld ook van sport houden, maar sport houdt niet van jou.


Slide 8 - Tekstslide

Aspect 2

b) Welwillendheid: je gunt je vriend(in) het beste. Natuurlijk wil je ook het beste voor jezelf, maar als het goed is gunt jouw vriend(in) jou dat ook.


Slide 9 - Tekstslide

Aspect 3

c) Transparantie: vriendschap is 'doorzichtig'. Vrienden weten van elkaar dat ze vrienden zijn.

Slide 10 - Tekstslide

Drie soorten vriendschap

Er zijn drie redenen om een vriendschap met iemand aan te gaan:

  • vriendschap omwille van het aangename = samen plezier beleven
  • vriendschap omwille van het nuttige = de vriendschap levert iets praktisch/nuttigs op
  • vriendschap omwille van van het goede = je vindt jouw vriend(in) een goed mens



Slide 11 - Tekstslide

Volgens Aristoteles is deze laatste vorm de beste. Twee redenen:

  • als je iemand een goed persoon vindt, dan gun je deze persoon ook het beste
  • deze soort vriendschap heeft geen doel, en duurt daarom langer

Slide 12 - Tekstslide

D.m.v. een aantal meerkeuzevragen herhalen we nu eerst de stof van de afgelopen lessen.

Slide 13 - Tekstslide

Wat hoort niet bij een vrijwillige relatie?
A
Je kiest zelf voor een relatie met een bepaalde persoon
B
Een voorbeeld daarvan is: vriendschap
C
Ze zijn als het ware 'voorgegeven'
D
Een voorbeeld daarvan is: een liefdesrelatie

Slide 14 - Quizvraag

Welk antwoord is niet goed?
A
Familierelaties horen bij onvrijwillige relaties
B
Onvrijwillige relaties zijn als het ware voorgegeven
C
Een voorbeeld van een vrijwillige relatie: moeder en zoon
D
Een onvrijwillige relatie: klasgenoten

Slide 15 - Quizvraag

Wat is geen voorbeeld van een foute vriendschap?
A
Iemand die altijd laat betalen maar zelf nooit geld heeft
B
Iemand die je niet zo vaak ziet en van wie je niet zoveel verwacht
C
Iemand die achter je rug om, om jou praat
D
Iemand die jou in alles na-aapt

Slide 16 - Quizvraag

Wat is de definitie van een vriendschap?
A
Iemand die je weleens tegen komt en dan doe je samen iets
B
Iemand met wie je heel veel tijd doorbrengt
C
Een vrijwillige relatie, dus waar je zelf voor gekozen hebt
D
Een duurzame relatie tussen twee of meer personen

Slide 17 - Quizvraag

Wat zijn de vier kenmerken van een vriendschap?
A
Vrijwilligheid, genegenheid, vertrouwen, solidariteit
B
Vriendschap, trouw, plezier, humor
C
Liefde, gezelligheid, seksualiteit, respect
D
Intimiteit, gehechtheid, duurzaamheid, kwaliteit

Slide 18 - Quizvraag

Waar kwam Aristoteles vandaan?
A
Egypte
B
Frankrijk
C
Het Romeinse Rijk
D
Het Oude Griekenland

Slide 19 - Quizvraag

Waar was vriendschap volgens Aristoteles een variant van?
A
Broederschap
B
Liefde
C
Familie
D
Leraar-leerlingschap

Slide 20 - Quizvraag

Wat is niet één van de aspecten van vriendschap volgens Aristoteles?
A
wederkerigheid
B
transparantie
C
zelfbehoud
D
welwillendheid

Slide 21 - Quizvraag

Wat bedoelde Aristoteles met welwillendheid?
A
Vrienden gunnen elkaar het beste
B
Voor een vriend offer je jezelf op
C
Aan een vriend geef je geld uit
D
Je moet vrienden zijn met iedereen

Slide 22 - Quizvraag

Welke vriendschap was volgens Aristoteles het beste?
A
vriendschap omwille van het aangename
B
vriendschap omwille van het nuttige
C
vriendschap omwille van het goede
D
alle vriendschappen zijn even goed

Slide 23 - Quizvraag