3+4. Hoofdstuk 4 en 5 - protagonist, conflicten & subtekst (2 lessen)

• Theater
• Middelbare school
• vmbo, mavo, havo, vwo
• Leerjaar 3,4

Les 3 - H4 theatertheorie / praktijk

Theaterles Stad & Esch

Leerdoel & planning

Lesduur: 2 lesuren

Leerdoel: je maakt kennis met de begrippen protagonist, antagonist, tritagonist en soorten conflicten en kunt deze toepassen in een scène.

Planning:

1. Draaideur
   
2. Begrippen
3. Oefening protagonist, antagonist, tritagonist & conflicten
   

Theatersport: draaideur

Vier spelers in een vierkant.

De voorste twee spelen een scène.

De spelers draaien.

We kiezen een: 

• locatie
• relatie
• gekke hobby
• openingszin.

Variant: soap met groot spel, overdreven emoties en cliffhanger

Protagonist, antagonist, tritagonist

Protagonist: de held van het verhaal

Antagonist: de tegenstander, de slechterik

Tritagonist: de helper

0

Voorbeeld: Batman

Protagonist: Batman

Antagonist: Joker

Tritagonist: Robin

Voorbeeld: Harry Potter

Protagonist: Harry Potter

Antagonist: Voldemort

Tritagonist: Hermelien, Ron

Scène met prota-, anta- en tritagonist

Verzin een scène (2/3 minuten) met een duidelijke:

• protagonist - worstelt ergens mee
  
• antagonist - werkt tegen
  
• Tritagonist - helpt mee
  

Oefen de scène.

We zullen deze presenteren!

Soorten conflicten + subtekst

• Intern conflict: in het innerlijk van het personage
• Relationeel conflict: conflict tussen mensen onderling, persoonlijk.
• Situationeel conflict: conflict tussen mens en natuur, buiten de persoon.

Subtekst/ denktekst

Wanneer je personage het conflict niet benoemd,

maar wel speelt in toneelspel.

Scène + conflict + subtekst

Gebruik de scène die je deze les gemaakt hebt.

Voeg 1 of 2 van de onderstaande conflicten toe:

• Intern conflict: in het innerlijk van het personage
• Relationeel conflict: conflict tussen mensen onderling, persoonlijk.
• Situationeel conflict: conflict tussen mens en natuur, buiten de persoon.

Speel de scène en gebruik subtekst in je spel!

Presenteren / voortgang

• We presenteren de scènes.
  
• Wie zijn de protagonist, antagonist en tritagonist?
• Welke conflicten heb je gezien?