haben&sein - verleden tijd

verleden tijd: ich .....
A
hatte
B
hattest
C
hattet
D
hatten
1 / 19
volgende
Slide 1: Quizvraag
DuitsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

verleden tijd: ich .....
A
hatte
B
hattest
C
hattet
D
hatten

Slide 1 - Quizvraag

Welke vorm voor de v.t. is correct?
A
Ich habet
B
Ich hatte
C
Ich hattest
D
Ich hättet

Slide 2 - Quizvraag

Welke vorm voor de v.t. is correct?
A
Ich wart
B
Ich warst
C
Ich war
D
Ich ben

Slide 3 - Quizvraag

Welke vorm voor de v.t. is correct?
A
sie wart
B
sie war
C
sie warst
D
sie waret

Slide 4 - Quizvraag

Er komt nu een sleepopdracht aan.

Slide 5 - Tekstslide

Er war ein guter  Surfer.
Sie war eine gute Surferin

Slide 6 - Sleepvraag

Welke vorm voor de v.t. is correct?
A
Du hattet
B
Du hatte
C
Du hattest
D
Du hatten

Slide 7 - Quizvraag

Welke vorm voor de v.t. is correct?
A
Hatten du
B
Hattest du
C
Hat du
D
Haben du

Slide 8 - Quizvraag

Welke vorm voor de v.t. is correct?
A
Waren du
B
Waret du
C
War du
D
Warst du

Slide 9 - Quizvraag

Combineren met een werkwoord:
Hij heeft met haar gesproken:
A
Er hat mit ihr gesprochen.
B
Er hast mit ihr gesprechen.
C
Er hast mit ihr gesprochen.
D
Er haben mit ihr gesprochen.

Slide 10 - Quizvraag

Combineren met 'zijn':
Zij is naar hem gegaan.
A
Sie bist zu ihm gegangen.
B
Sie bin zu ihm gegangen.
C
Sie sein zu ihm gegangen.
D
Sie ist zu ihm gegangen.

Slide 11 - Quizvraag

Vul zelf in: Hij was

Slide 12 - Open vraag

Vul zelf in: Zij had

Slide 13 - Open vraag

Vertaal zelf: Ze hadden

Slide 14 - Open vraag

Vul zelf in: Ze waren

Slide 15 - Open vraag

Nog even slepen 
Wat hoort waarbij?
Ich Du Er Sie Es hatte hattest hatte ....

Slide 16 - Tekstslide

HATTE
HATTEST
HATTEN
HATTET
ICH
DU
WIR
IHR

Slide 17 - Sleepvraag

En nog een keer slepen met:
ICH DU WIR IHR war warst waren wart

Slide 18 - Tekstslide

WAR
WARST
WAREN
WART
ICH
DU
WIR
IHR

Slide 19 - Sleepvraag