haben&sein - verleden tijd

• Duits
• Middelbare school
• vmbo t
• Leerjaar 3

Haben & sein

Verleden tijd

Even herhalen:
'hebben' - 'haben'
dan is het ... ich

1. hast
2. hat
3. habe
4. habst

tegenwoordige tijd:
ich habe
verleden tijd: ich

1. hatte
2. hattest
3. hattet
4. hatten

welke vertaling klopt:
Ik had me een keer als man verkleed tijdens carnaval.

1. Ich habet
2. Ich hatte
3. Ich hattest
4. Ich hättet

Klopt:

Ich hatte mich als Mann verkleidet.

Er hatte sich als Frau verkleidet.

bij sein/zijn:

Ich war ein schöner Mann.

(= schön = mooi)

Er war eine schöne Frau.

Dus:
Tegenwoordige tijd: Ich bin
Verledentijd:

1. Ich wart
2. Ich warst
3. Ich war
4. Ich ben

Kies de juiste vorm:
Zij was vroeger een goede danseres.

1. sie wart
2. sie war
3. sie warst
4. sie waret

Stimmt!

Sie war

früher eine gute Tänzerin ;-) 

Er war ein guter  Surfer.

Sie war eine gute Surferin

Jij hebt = Du hast
Jij had =

1. Du hattet
2. Du hatte
3. Du hattest
4. Du hatten

Had jij een witte trouwjurk?

1. Hatten du
2. Hattest du
3. Hat du
4. Haben du

Ja, ich hatte ein weißes Kleid an.

Was jij ooit op een bruiloft?
Juiste vertaling van 'Was jij' is:

1. Waren du
2. Waret du
3. War du
4. Warst du

Combineren met een werkwoord:
Hij heeft met haar gesproken:

1. Er hat mit ihr gesprochen.
2. Er hast mit ihr gesprechen.
3. Er hast mit ihr gesprochen.
4. Er haben mit ihr gesprochen.

Combineren met 'zijn':
Zij is naar hem gegaan.

1. Sie bist zu ihm gegangen.
2. Sie bin zu ihm gegangen.
3. Sie sein zu ihm gegangen.
4. Sie ist zu ihm gegangen.

Nog even slepen 

Wat hoort waarbij?

Ich Du Er Sie Es hatte hattest hatte ....

HATTE

HATTEST

HATTEN

HATTET

ICH

DU

WIR

IHR

En nog een keer slepen met:

ICH DU WIR IHR war warst waren wart

WAR

WARST

WAREN

WART

ICH

DU

WIR

IHR

Voltooid deelwoord

Wat heb je onthouden over het
voltooid deelwoord in het Duits?

Hoe maak je het voltooid deelwoord van een zwak ww in het Duits?

1. ge+stam
2. stam+t
3. ge+stam+en
4. ge+stam+t

Het voltooid deelwoord van het werkwoord kaufen is

1. gekauft
2. gekaufd
3. kauft
4. kaufen

Hoe maak je het voltooid deelwoord wanneer een werkwoord begint met be-, ver- of ge-

1. ge + stam + t
2. stam + t
3. be + stam + t
4. stam

Hoe maak je het voltooid deelwoord wanneer de stam op -ier eindigt?

1. ge + stam + t
2. ge + stam
3. stam + t
4. stam

Voltooid deelwoord?
Du hast zwei Jahre Deutsch_____(studieren)?

Voltooid deelwoord?
Früher habe ich viel____(tanzen = dansen)

Voltooid deelwoord?
Ich habe nichts davon____(merken)

Voltooid deelwoord?
Die Mannschaft hat gestern viel______(trainieren)

Ik geloof ik snap het nu!

😒🙁😐🙂😃