10/6 1mh toets lezen 1-6

vrijdag 10/6 1mh
  • Aandachtspunten toets Lezen 1-6
  • hoe bereid je je voor?
  • tekst lezen + bespreken
  • zomerquiz-> 1mhC
1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 13 slides, met tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

vrijdag 10/6 1mh
  • Aandachtspunten toets Lezen 1-6
  • hoe bereid je je voor?
  • tekst lezen + bespreken
  • zomerquiz-> 1mhC

Slide 1 - Tekstslide

Aandachtspunten toets Lezen 1-6
  • Antwoord in hele zinnen en herhaal in je antwoord de kern van de vraag (anders -0.5 p) Dit geldt ook voor hoofdletters/leestekens.
  • onderwerp formuleer je zo kort mogelijk (1-3 woorden)
  • inleiding + slot herkennen, zoek kenmerken hiervan op
  • voor welk publiek is tekst bedoeld + uitleg
  • Als je je antwoord moet toelichten, moet je uitleggen. Zo niet, dan krijg je meestal geen punten.
  •  tekstverbanden en signaalwoorden herkennen (zie ELO)
  • kernzin (=belangrijkste zin van alinea) herkennen

Slide 2 - Tekstslide

voorbereiden toets lezen
  • Leer de theorie van Lezen hoofdstuk 1 t/m 6.
  • Je moet deze theorie vooral kunnen toepassen.
  • Kijk de opdrachten die je hebt gemaakt van deze hoofdstukken door en kijk wat niet goed ging. 
  • maak de opdrachten nog eens online
  • oefen op de site Cambiumned. het onderdeel lezen als je nog meer wilt oefenen.

Slide 3 - Tekstslide

Lezen H6
- tekst en publiek 

Slide 4 - Tekstslide

Voor welk publiek is de tekst bedoeld:
  • zie onderwerp (bv. festivals)
  • zie bron (Autoweek-mannen, Girlz-meiden, krantenartikel-algemeen publiek)
  • zie taalgebruik (korte zinnen, weinig moeilijke woorden of juist veel)
  • zie lay-out (advertenties)

Slide 5 - Tekstslide

H5: kritisch lezen....

Slide 6 - Tekstslide

Kritisch lezen
Via tv, kranten of internet kun je snel en makkelijk informatie vinden, maar die informatie is niet altijd betrouwbaar.
De informatie is onbetrouwbaar, omdat:
  • de informatie in de tekst verouderd is (zie bron)
  • de auteur is niet deskundig genoeg (zie bron)
  • er is informatie weggelaten
  • de tekst is niet objectief (mening van auteur, bv. column, roddelblad, reclamefolder)

Slide 7 - Tekstslide

Beeldspraak
Vergelijking: vergelijking met van/als  object en  beeld 
Metafoor: alleen het beeld wordt genoemd; het object wordt weggelaten
Personificatie: levenloos ding (of een dier) wordt als een levend persoon beschouwd. (Wordt menselijke eigenschappen toegedicht)

Slide 8 - Tekstslide

Vergelijking
Vergelijking
- Je zet twee dingen naast elkaar die op elkaar lijken. 
- Dit is figuurlijk. Bijv= Jasper is zo sterk als een beer.
Het beeld en het object worden genoemd.
Vaak te herkennen aan ALS

Slide 9 - Tekstslide

metafoor
Een metafoor lijkt op een vergelijking,
alleen staat het object waarmee iets wordt vergeleken niet meer in de zin, maar alleen het beeld.

bv. Wat een kippenhok is het hier! 
Hij was de pispaal van de klas.


Slide 10 - Tekstslide

personificatie
Een levenloos ding krijgt een menselijke eigenschap, bv.
De muren keken dreigend op ons neer.
De stofjes dansten in het zonlicht.

Personificatie en metaforen worden vaak gebruikt in gedichten.

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Video

Formuleren 4: aantrekkelijk formuleren

Zet bij elkaar wat bij elkaar hoort:

Begin de zin met het onderwerp

Zet geen lange bijvoegelijke bepaling tussen de zinsdelen.

Hou de werkwoorden bij elkaar.



Slide 13 - Tekstslide