Ga rustig zitten en pak je lesboek en schrift alvast voor je.
Welkom!
§4.2 Zien en horen (deel 1)
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 4
In deze les zitten 23 slides, met tekstslides en 1 video.
Lesduur is: 60 min
Onderdelen in deze les
7.5 Eten en ademen bij dieren
Ga rustig zitten en pak je lesboek en schrift alvast voor je.
Welkom!
§4.2 Zien en horen (deel 1)
Slide 1 - Tekstslide
Wat gaan we deze les doen?
Leerdoelen
Uitleg §4.2 (deel 1)
Aan de slag!
Afsluiten
Slide 2 - Tekstslide
Leerdoelen
Je kunt uitleggen hoe je ogen worden beschermd.
Je kunt de bouw en werking van je ogen beschrijven.
Je kunt uitleggen waardoor je kleuren kunt zien.
Je kunt uitleggen waardoor je scherp kunt zien.
Je kunt uitleggen hoe je pupillen groter en kleiner kunnen worden.
Slide 3 - Tekstslide
Slide 4 - Video
Hoe worden je ogen beschermd?
Je ogen worden beschermd door:
Wenkbrauwen, oogleden en wimpers - beschermen je ogen tegen stof en zweet
Traanklieren - maken traanvocht (oogleden verspreiden het traanvocht)
* traanvocht + voorkomt uitdroging + spoelt stof en kleine vuiltjes weg via de traanbuisjes + werkt ontsmettend (minder kans op ooginfecties door bacterien)
Oogkassen - twee holtes in je schedel - opgevuld met vetweefsel (soort stootkussen rondom de oogbollen)
Slide 5 - Tekstslide
Hoe werken je ogen?
De buitenkant van je oogbol bestaat uit drie lagen of vliezen:
Harde oogvlies - buitenste witte laag van oogbol - beschermt het binnenste van het oog - doorzichtig aan de voorkant (hoornvlies)
Vaatvlies - middelste vlies - bevat duizenden kleine bloedvaatjes - klein stukje vaatvlies wat je kunt zien --> iris
In het netvlies liggen twee soorten zintuigencellen: staafjes en kegeltjes
Slide 6 - Tekstslide
Hoe werken je ogen?
Glasachtig lichaam = een soort doorzichtige gel.
Lens = zorgt dat er een scherp beeld op het netvlies valt.
Gele vlek = hier liggen de meeste kegeltjes bij elkaar.
Blinde vlek = hier liggen geen zintuigcellen.
op deze plek gaat de oogzenuw door drie
oogvliezen heen, naar de hersenen.
Iris = gekleurde deel van het oog.
Pupil = opening in de iris (zwart rondje). hierdoor komt licht je ogen binnen.
Oogspier = hiermee zitten de oogbollen vast aan de oogkassen.
Slide 7 - Tekstslide
Staafjes en kegeltjes
In het netvlies liggen twee soorten zintuigencellen:
Staafjes - Hiermee zie je zwart, wit en grijstinten. - Zijn heel gevoelig - geven al impulsen bij weinig licht (schemering) - Bedekken een groot deel van je netvlies
Kegeltjes - Hiermee zie je Kleuren. - Werken alleen als er veel licht is. - De meeste kegeltjes liggen bij elkaar in het midden van het netvlies: de gele vlek
Slide 8 - Tekstslide
Wat?
Klaar?
Hoe?
Hulp?
Tijd?
individueel (alleen)
lezen: blz. 16, 18 en 19
maken: opdracht 3 t/m 17 van 4.2
eerst zachtjes overleggen met degene die naast je zit
daarna mij om hulp vragen
15 minuten
Laat de gemaakte opdrachten door mij controleren.
Daarna mag je verder werken aan de opdrachten van 4.2
timer
15:00
Aan de slag!
Slide 9 - Tekstslide
Afsluiten
Pak je Plenda - vrijdag 28 Maart - 3e lesuur BIO - m: 3 t/m 33 van 4.2 - l: §4.3 (blz. 32 + 34)
Volgende les - Uitleg §4.2 (deel 2)
Vragen?
Opruimen
Slide 10 - Tekstslide
7.5 Eten en ademen bij dieren
Ga rustig zitten en pak je lesboek en schrift alvast voor je.
Welkom!
§4.2 Zien en horen (deel 2)
Slide 11 - Tekstslide
Wat gaan we deze les doen?
Leerdoelen
Uitleg §4.2 (deel 2)
Aan de slag!
Afsluiten
Slide 12 - Tekstslide
Leerdoelen
Je kunt uitleggen waardoor je scherp kunt zien.
Je kunt uitleggen hoe je pupillen groter en kleiner kunnen worden.
Je kunt de bouw en werking van je oren beschrijven.
Je kunt uitleggen hoe je evenwichtsorgaan werkt.
Slide 13 - Tekstslide
Hoe stellen je ogen scherp?
De lens in je oog maakt van het voorwerp waar je naar kijkt, op elke afstand een scherp beeld op je netvlies.
Dit doet de lens door van vorm te veranderen (platter of boller worden)
Kijk je naar iets wat ver weg is? Dan is de ooglens plat.
Kijk je naar iets wat dichtbij is? Dan is de ooglens bol.
Accommoderen = het platter en boller maken van de ooglens.
Dit gebeurt door een kringspier die om de lens zit: de accommodatiespier.
de lens hangt aan lensbandjes in de accommodatiespier
Als de lensbandjes slap hangen, is de lens bol.
Als de lensbandjes strak staan, is de lens plat.
Slide 14 - Tekstslide
Waardoor worden je pupillen groter en kleiner?
De grootte van je pupillen hangt af van de hoeveelheid licht in je omgeving. Weinig licht --> grote pupillen Veel licht --> kleine pupillen
Er zijn twee soorten spiertjes in de iris die je pupillen groter en kleiner maken:
pupillen groter lengtespiertjes trekken samen spiertjes worden korter en trekken daardoor de pupil open
pupillen kleiner kringspier in iris trekt samen pupil wordt dicht geduwd
Pupilreflex = het groter en kleiner maken van je pupillen.
Slide 15 - Tekstslide
Hoe hoor je?
Slide 16 - Tekstslide
Geluid is het trillen van lucht. De geluidstrillingen gaan je oor in.
oorschelp - gehoorgang - trommelvlies - gehoorbeentjes (in middenoor/trommelholte) - slakkenhuis - gehoorzenuw - hersenen - waarnemen van het geluid.
Buis van Eustachius zorgt ervoor dat de luchtdruk aan beide kanten van het trommelvlies gelijk zijn.
Hoe hoor je?
Slide 17 - Tekstslide
De geluidssterkte meet je in decibels (dB).
Gehoorzintuig vaak overbelast (80 - 120 dB) --> gehoorbeschadiging.
Bij een gehoorbeschadiging zijn de haartjes in het slakkenhuis onherstelbaar beschadigd.
De haartjes trillen minder goed mee met het vocht in het slakkenhuis.
Gevolg: minder impulsen, je wordt langzaam doof.
Hoe hoor je?
Slide 18 - Tekstslide
Het evenwichtsorgaan is gevoelig voor:
- bewegingen van je hoofd - de snelheid van de bewegingen
Het evenwichtsorgaan bestaat uit:
- Drie halfcirkelvormige kanalen (gevuld met vloeistof) met onderin zintuigcellen met haren.
Wat gebeurt er als je beweegt? - Vloeistof in de kanalen laat de haartjes van de zintuigcellen bewegen. - Impulsen gaan via de evenwichtszenuw naar de hersenen. - De hersenen gebruiken de informatie en sturen impulsen naar de juiste spieren in je lichaam. - Hierdoor blijf je in evenwicht.
Hoe werkt het evenwichtsorgaan?
Slide 19 - Tekstslide
Wat?
Klaar?
Hoe?
Hulp?
Tijd?
individueel (alleen)
lezen: blz. 22, 24, 26 en 29
maken: opdracht 18 t/m 33 van 4.2
eerst zachtjes overleggen met degene die naast je zit
daarna mij om hulp vragen
15 minuten
Laat de gemaakte opdrachten door mij controleren.
Daarna mag je verder werken aan de opdrachten van 4.3 OF de opdrachten van 4.1 + 4.2 nakijken.
timer
15:00
Aan de slag!
Slide 20 - Tekstslide
Het oog
Slide 21 - Tekstslide
Het oor
Slide 22 - Tekstslide
Afsluiten
Pak je Plenda - vrijdag 28 Maart - 3e lesuur BIO - m: 3 t/m 33 van 4.2 - l: §4.3 (blz. 32 + 34)